OVER WATER 184: PROGRAMMATISCHE AANPAK STIKSTOF (PAS)


 

| OVER WATER 184: PROGRAMMATISCHE AANPAK STIKSTOF (PAS) |

 

Ik vraag mij steeds meer af, hoe het toch komt dat de massa van onze bestuurders (ministers, gedeputeerden, wethouders) en de gekozen volksvertegenwoordigers (Kamerleden, Statenleden en Raadsleden) niet bij machte zijn, de consequenties van hun beleid en hun handelen te overzien. 
 
Nu de algehele verbijstering over het besluit van de Raad van State inzake de PAS! Gezegend is dit land, dat wij een onafhankelijke rechtspraak kennen. Steeds opnieuw vervallen onze bestuurders in dezelfde fout. Er wordt beleid vastgesteld om de ‘lieve vrede’ te bewaren en daarna zoekt men uitvluchten en wegen om dat beleid toch vooral niet uit te hoeven voeren. Met andere woorden: op papier zijn we heilig en daarna belazeren we de boel weer en zijn we weer gewoon schijnheilig. En de kiezer doet graag mee in dit spelletje van de ‘kleren van de kiezer’. De meesten stemmen op de prachtige oneliners om daarna het gewoon te vinden dat de maskerade van niets of weinig doen gewoon door gaat. 
 
Op 1 juli 2015 trad de huidige PAS-regeling in werking en werd ook het programma 2015-2021 gestart. Het doel was te komen tot herstelmaatregelen om de natuur bestendiger te maken tegen een overbelasting van stikstof, door bijvoorbeeld stikstofrijke grondlagen te verwijderen. Te beginnen met geen groei meer van de stikstof uitstoot door bedrijven, vervoer, landbouw enz. Kortom: het standstilprincipe. Er was gezocht naar een goede werkbare aanpak. Simpel samengevat: er moest ruimte voor uitstoot gecreëerd worden, door bijvoorbeeld saneringen/bronmaatregelen en de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden. Ook toen waren er ‘bewindslieden’ die net als de kersverse gedeputeerden van GroenLinks in Noord-Brabant riepen: “We zoeken manieren om toch te kunnen bouwen” en “Brabant gaat echt niet op slot”. Die werden gevonden door plannen te maken voor reductie en alvast die ruimte, die nog gecreëerd moest worden, in te vullen. Pas in 2021 moest de som immers weer op nulgroei van de uitstoot aan stikstof uit komen. Het heilig geloof in de vooruitgang en toekomstige innovaties (straks kunnen we alles beter) deed de rest. Nu bouwen! Nu nieuwe wegen! Nu nieuwe bedrijven! Nu meer vee! Nu meer productie! NU MEER STIKSTOF! Straks zien we wel!
 
In maart 2016 bezocht ik een symposium over de PAS in het Provinciehuis in Den Bosch. Ik schreef er toen over in Over Water 34: “Een heel informatieve bijeenkomst”. Maar die ook laat zien dat er op het gebied van de beperking van de stikstofuitstoot (stikstofnitraat, stikstofnitriet, ammonia en stikstofoxiden) nog heel veel moet gebeuren en dat de druk om tot daden te komen hoog is. Op basis van de natuurbeschermingswetgeving is feitelijk in veel gebieden geen ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten die leiden tot extra uitstoot meer mogelijk. De provincie erkende, bij monde van één van de presentatoren, dat door het (beperkt) toestaan van een aantal nieuwe activiteiten, middels deze stikstofuitstoten, een hypotheek wordt genomen op de toekomst. Vandaar dat een fors aantal maatregelen tussen nu en 2021 genomen moeten worden om de belasting/gevolgen van/op een aantal Natura 2000 gebieden terug te brengen.” “De maatregelen zijn nodig, omdat anders veel gebieden rond deze Natura 2000 gebieden in 2021 economisch op slot gaan.”
 
In een BSD-nieuwsbrief in april 2016 schreef ik wederom over de noodzaak met de reductie aan de slag te gaan.  
 
In juni 2016 verscheen “Zover het eigen instrumentarium reikt”(.pdf). Een onderzoek naar de positie van de provincie Noord-Brabant en de Noord-Brabantse waterschappen bij de realisatie van de kaderrichtlijn waterdoelstellingen (KRW) met bijzondere aandacht voor de omgevingswet. 
 
In Over Water 51 schreef ik over wat mij in dat onderzoeksrapport het meest verontruste, hetgeen te lezen was op pagina 90 : “Met name een vergunning voor een bestaande activiteit (vanwege het verlopen van de huidige vergunning) waarbij een belasting wordt toegelaten die boven de in het waterplan voor het waterlichaam verankerde stikstofwaarde is gelegen, kan een probleem vormen wanneer de kwaliteit van het oppervlaktewater onvoldoende is en niet kan worden aangetoond dat de betreffende waarde en daarmee de vereiste fysisch chemische kwaliteit wel gehaald zal gaan worden. In een dergelijk geval is verdedigbaar dat de vergunningverlening het realiseren van de KRW-doelstelling in de weg kan staan, waarmee vervolgens verdedigbaar is dat de vergunning moet worden geweigerd. Er is derhalve wel sprake van een ‘op slot-risico’, vooral omdat er in bepaalde waterschappen inderdaad vergunningen zijn en worden afgegeven die lozingen toestaan die leiden tot stikstofconcentraties die substantieel boven de KRW-stikstofwaarde van de betreffende waterlichamen liggen”. Toen was mijn conclusie al; “Een ‘op slot-risico’ voor een bestaande activiteit kan enorme gevolgen hebben, ook op de werkgelegenheid!” “Gecombineerd met de PAS-doelstellingen/maatregelen, liggen hier reële risico’s voor economische schades als er te weinig invulling wordt gegeven aan de KRW-doelstellingen en de terugdringing van de huidige stikstofbelasting van het milieu.”
 
In het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) Midden-Brabant heb ik in december 2016 nadrukkelijk het achterblijven van de PAS-doelstellingen onder de aandacht van gedeputeerde Erik van Merrienboer gebracht en de mogelijke gevolgen daarvan voor de plannen van de gemeente Waalwijk. Met de bemerking: het kan immers niet zo zijn dat belangrijke economische ontwikkelingen, die van belang zijn voor de arbeidsmarkt, geblokkeerd zouden kunnen worden, omdat de realisering van de PAS-doelstellingen achterblijven.
 
In juni 2017 heb ik RRO-vergadering van de regio Hart van Brabant met onder andere: de actualisatie prioritaire projectenlijst PAS, die van gemeentewege vooral de insteek had de PAS ‘ruimte’ te benutten, heb ik wederom aandacht gevraagd voor: het middels maatregelen ten behoeve van de natuur, PAS ‘ruimte’ te creëren. 
 
Steeds ben ik mij ervan bewust dat iedere uitbreiding of in gebruik neming van een bedrijf PAS-ruimte vergt. In juni 2018 was mijn vraag in een brief aan het college van B&W van Bergen op Zoom dan ook: “Is de voor het bouwen en de ingebruikname van de nieuwe containerterminal benodigde PAS-ruimte door de provincie al geborgd toegezegd?”
 
In Over water 152 schreef ik: “De natuur in Brabant heeft te lijden onder een teveel aan stikstof. Dit wordt vooral veroorzaakt door de industrie, verkeer en door landbouwactiviteiten. Noord-Brabant wil graag mooie natuur en een sterke, zichzelf ontwikkelende economie. Meer economische ontwikkeling betekent echter ook meer stikstofuitstoot. Dit is niet goed voor de natuur. Natura 2000-gebieden, zoals de Westelijke Langstraat, hebben veel last van te veel stikstof. De provincie Noord-Brabant heeft daarom een PAS-project voor Noord-Brabant gestart waar de Westelijke Langstraat een onderdeel van is.” Het Algemeen bestuur van het Waterschap Brabantse Delta stelde in april 2018 dan ook een krediet vast van 19 miljoen ter realisering van dat project. Mijn commentaar op de vaststelling van dat krediet Over Water 134; “Als DB lid heb ik hier veel uren ingestoken. Het doet mij dan ook deugd dat dit krediet van 19 miljoen met algemene stemmen door het AB ter beschikking is gesteld. Nu komt het op een tijdige uitvoering aan om op tijd aan de eisen van de PAS te gaan voldoen.”  
 
CONCLUSIE
De afgelopen jaren heb ik keer op keer aandacht gevraagd voor het te weinig creëren van PAS-ruimte en het wel nemen voor een hypotheek op de toekomst, door makkelijk vergunningen verlenen op basis van een ‘ruimte’ die er niet is. Ook met meldingen voor een ‘gering beslag’ op PAS-ruimte werd wel heel makkelijk, door vragers en verleners, omgegaan.
Al die krokodillentranen nu, over het besluit van de Raad van Staten, maken op mij dus geen indruk. Laat staan dat ik iets begrijp van de moraliteit van een GroenLinks gedeputeerde die een manier zoekt “om toch te kunnen bouwen”. Die hoef je niet te zoeken. Die was er in 2015 al. De maatregelen nemen die voor reductie van de stikstofuitstoot zorgen. Niet straks maar nu. De afgelopen jaren was er geen sprake van nulgroei, maar van een verdergaande groei van de uitstoot stikstofverbindingen. Wat nu? Ophouden met voor je uitschuiven van de passende maatregelen rond de PAS en de KRW; ga nu eens niet voor herverkiezing als prioriteit één, maar voor de juiste maatregelen. Dan kan Nederland, maar ook de natuur weer verder bouwen aan een gezonde toekomst.  

 

Louis van der Kallen

 


DAGELIJKS BESTUUR WETTERSKIP FRYSLÃN, KENMERK W 19002

 


Bergen op Zoom, 28 juli 2019

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het Wetterskip Fryslân

Per e-mail

 

Betreft: Informatieverzoek, kenmerk W 19002

 

Geacht Dagelijks bestuur,

 

Ondergetekende heeft het ‘blauwalgprobleem’ de aflopen twintig jaar zien groeien van een enkel incident naar een situatie die jaarlijks haar opwachting maakt en steeds breder voorkomt in de Nederlandse wateren. De waterschappen zijn, naar mijn inzicht, nog steeds geneigd ieder blauwalg probleem als incident aan te pakken. Gezien de daaraan verbonden kosten beperken de waterschappen zich vaak tot een lokale aanpak van met name wateren met een zwemfunctie.

Het wordt tijd voor een andere aanpak. Waarbij wordt uitgegaan van blauwalgen als probleem voor alle wateren en als een probleem wat het gehele jaar aandacht verdiend. Dus ook als de blauwalg nog niet tot bloei is gekomen. Hoewel de nutriënten concentraties in de meeste van onze wateren (op basis van vijf-jaars gemiddelden) al jaren een dalende trend vertonen is te verwachten dat die nog vele jaren hoog zullen blijven en een voor de blauwalgen een ideale voedingsbodem zullen blijven. Daarbij komt dat door de klimaatveranderingen het aantal jaarlijkse zonuren lijken toe te nemen en door de zachte winters de blauwalgen steeds meer lijken te overwinteren. Gecombineerd met de vaak geringe diepten van onze wateren is het vrijwel zeker dat het probleem niet vanzelf zal verdwijnen. Sterker nog, we zullen er mee moeten leven. En dat vergt een wezenlijk andere aanpak. Van incident bestrijding naar een bestrijding c.q. beheersing van het fenomeen blauwalg. Dat zou moeten betekenen dat bij het totale waterbeheer steeds de afweging zou moeten zijn hoe kunnen we ons handelen beter afstemmen op het voorkomen van de groei en bloei van blauwalgen.

Als voorbeelden;
– Hoe zouden de profielen van watergangen eruit zien als ze mede ontworpen werden met het oog op blauwalgen?
– Hoe richten we de oevers in, en wat is dan het optimale beheer, als we rekening gaan houden met de aanwezigheid van blauwalgen en het voorkomen van blauwalgenbloei?
– Hoe beperken we de lichtinval en dieptewerking van licht/de zon en creëren we meer schaduw op het water?
– Welke waterplanten gaan we waar bevorderen?
– Hoe beperken we de opwarming van het water c.q. hoe bevorderen we de afkoeling in de winter?
– Hoe richten we watergangen zodanig in dat predatoren zoals de quaggamossel meer kansen krijgen om zich te vestigen? Op welke substraten hechten zij zich het makkelijkst?
– Hoe beperken we de concentraties van nutriënten?
– Nu zijn watergangen in laag Nederland ingericht op afvoeren en inlaten van het water afhankelijk van de behoefte aan water.
Hoe gaan we die watergangen mede inrichten op het maximaal doorspoelen als het water er in de winter is?
– Hoe beïnvloeden we met het baggerbeleid de blauwalggroei?
– Kortom hoe gaan we ons beheer het gehele jaar door en in alle facetten richten op het voorkomen en beperken van blauwalgen?

Nu lijkt er geen aandacht voor blauwalgen in de winterperiode. Terwijl de mate van het afsterven van de blauwalgen in de winter de sleutel kan zijn naar het vergroten van het aantal generaties blauwalgen die uiteindelijk tot bloei leiden. Meer waterdiepte kan daarbij behulpzaam zijn.

Veel vragen zijn er te stellen. Bovenstaande vragen zijn niet limitatief bedoeld. Maar zijn slechts voorbeelden van vragen die iedere afdeling/medewerker betrokken bij het waterbeheer of de ontwikkeling van beleid en inrichting van de watergangen zich zou moeten stellen.

Ondergetekende heeft ervaren dat de waterschappen tot op heden de blauwalgen incidentgericht aanpakken. Veel waterschappen hebben, in hun werkgebied, de afgelopen 20 jaar middels tal van proefprojecten gezocht naar manieren om op locatie te testen wat de beste aanpak is.

Voor ondergetekende bleek het ondoenlijk een totaaloverzicht te genereren van wat er allemaal op het vlak van blauwalg bestrijding/voorkoming gebeurd. Vermoedelijk zitten er vele spelden in de gemeentelijke en waterschappelijke ‘hooibergen’.

Mijn verzoek aan uw waterschap maak voor mij inzichtelijk wat binnen het werkgebied van uw waterschap en haar rechtsvoorgangers de afgelopen 20 jaar aan onderzoeken/proefprojecten is gebeurd aan de blauwalgproblematiek? Ik verzoek uw waterschap mij een dergelijk overzicht te verschaffen. Graag met linken naar de rapporten/verslagen.

Ik richt dit verzoek aan alle waterschappen in Nederland in een poging om een totaal overzicht te maken en dit overzicht, gericht op kennisverspreiding middels een website meer publiekstoegankelijk te maken.

De blauwalgen en de problemen die ze veroorzaken blijven. Het wordt echt tijd dat we ze met structurele maatregelen gaan aanpakken. Te beginnen met een bundeling van kennis. Niet alleen bij de techneuten van de waterschappen of gemeenten maar ook bij de bestuurders. Kennis die laagdrempelig bereikbaar moet worden van een breed publiek. Graag uw hulp daarbij

In afwachting van uw reactie,

hoogachtend,

 

L.H. van der Kallen.

 


DIJKVERSTERKING GEERTRUIDENBERG – AMERTAK

 

 


 

| jaar 2 | nr. 052 | 26-06-2019 |

 

| OOK UW MENING MAG TELLEN! | 

(geluid aanzetten in video).

 

Een significante update uit het werkveld rondom dit ingrijpende project. Doel van dit filmpje: informatie én de oproep aan de belanghebbenden om zich te laten horen.

 

 | Locatie: gemeente Geertruidenberg | 

 


 

 

VRAGEN INZAKE PROJECTPLAN WATEROVERLAST GRENSSTAAT NISPEN, KENMERK W 19001

 


Bergen op Zoom, 19 juni 2019

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft: Vragen inzake projectplan Wateroverlast Grensstraat Nispen, kenmerk W 19001

 

Geacht Dagelijks bestuur,

 

In het AB d.d. 30 januari 2019 stond de vaststelling van het projectplan Wateroverlast Grensstraat Nispen op de agenda. Een projectplan dat mede door een lokaal bedrijf, handelskwekerij GOVA, ten behoeve van de eigen watergave gefinancierd wordt. Vanuit het gebied bereiken ons geluiden als zou het gebruik van delen van de GOVA gronden (containervelden) in strijd zijn met het bestemmingsplan “Buitengebied Roosendaal Nispen” c.q. niet als zodanig vergund zijn.
Bestudering van het bestemmingsplan leidt bij ondergetekende niet tot een éénduidige vaststelling of hier sprake zou zijn van een gebruik dat niet geëigend is. Wel constateerde ondergetekende ter plaatse dat de containervelden vermoedelijk reeds jaren in gebruik zijn.

Samenwerken met ondernemers is een goede zaak. Wel moet dan helder zijn dat die samenwerking gebaseerd dient te zijn op een formeel vergunde situatie.

– Passen de in gebruik zijnde containervelden in het bestemmingsplan
“Buitengebied Roosendaal Nispen” c.q. is het gebruik vergund?

In afwachting van uw reactie,

hoogachtend,

namens de fractie Ons Water/Waterbreed,

 

L.H. van der Kallen.

 


VERANDERENDE TIJDEN

 


 

| 24-06-2019 | 13:50 uur |

|  SCHOUWEN |

Afgelopen maand is het nieuwe algemene bestuur van het waterschap Brabantse Delta, als onderdeel van het inwerkprogramma op excursie geweest. Vroeger noemde we dat in waterschapkringen een schouw! We schouwde (bekeken) wat de situatie was. Bij z’n schouw presenteerden het waterschap en haar medewerkers zich aan het bestuur en lieten zich van de beste kant zien. Zodat alles er tiptop uitzag. Dat bleek nu toch wel iets anders. Bij het eerste te schouwen object, een stuw in de Mark, een kapotte/verbleekte peilschaal grotendeels bedekt met bruine aanslag!

Daarna met de bus naar Oosterhout waar de openbare ruimte van o.a. de Hildebrandlaan was vergroend. Een prachtig gemeentelijk project om de bebouwde omgeving meer klimaatbestendiger te maken. Jammer alleen dat ondanks de vele openbare parkeerplaatsen de burgers niet mee genomen zijn om hun gronden wat minder versteend te maken!

Toen in Oosterhout naar de inlaatduiker die in tijden van droogte het Mark/Vlietsysteem van zoetwater van uit het Wilhelminakanaal kan voorzien. De omgeving was niet bepaald schoongemaakt nu het bestuur de boel kwam bekijken! Dat was vroeger wel anders! Daarna voorzag het programma in een bezoek aan de Marksluis. Vroeger zou dit ‘hoge’ bezoek verwelkomt worden door een medewerker van Rijkswaterstaat die met trots en trillende stem de bezoekers welkom zou heten en ZIJN sluis, het ‘mooiste’ waterstaatkundige werk waar Nederland trots op mag zijn, later zien. Niets van dat al! De poort werd voor de neus van de bezoekers gesloten en op slot gedaan. De tijd van een medewerker zat erop. De bezoekers mochten van achter het hek de uitleg krijgen van een waterschapmedewerker over hoe ‘goed’ het waterschap met Rijkswaterstaat wel samenwerkte! Dit soort sluizen die vroeger vrij toegankelijk waren zijn verboden gebied verklaard voor onbevoegden. Inclusief de bedreiging met artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht. Er moest maar met Maasbracht gebeld worden met het Nautisch Centrum.

Het enige goede voor mij als Bergenaar was dat het hekwerk dat deze ‘onbevoegden’ buiten hield gemaakt was door Hekbouw een Bergs bedrijf.   Vroeger kon ik nog met mijn zoon of een paar opa zeggers Neerlandstrots bezoeken en hun laten proeven aan de prachtige/machtige werken die de waterbouwers die Nederland maakten tot stand hadden gebracht en dit kleine landje ‘groot’ hadden gemaakt. Nu zijn zelfs de bestuurders van een waterschap al niet meer welkom! De tijden zijn veranderd!

 

Louis van der Kallen

 


TIJDIG SAMENWERKEN KOST UITEINDELIJK MINDER

 

 


 

| jaar 2 | nr. 051 | 08-06-2019 |

 

| DE SCHIPDIEP SLUIS BIJ DE OVERDIEPSEPOLDER | 

(geluid aanzetten in video).

 

Wie bepaalt, betaalt is een oude waterschapwijsheid. Als Rijkswaterstaat of een gemeente de vaarregels veranderen dienen ze ook de door hen veroorzaakte kosten aan dijken, sluizen, oevers en kades te vergoeden.

 

 | locatie | 

 


 

 

WESTELIJKE LANGSTRAAT NATURA 2000

 

 


| jaar 2 | nr. 050 | 05-06-2019 |

 

| EEN ONGEVEER TIEN JAAR OUD PLAN KOMT UITEINDELIJK TOT LEVEN ! | 

(geluid aanzetten in video).

 

Provincie en waterschap gaan nu echt aan de slag, om ruim 600 hectare natte natuur te realiseren.

| Eerder geschreven artikel over de Westelijke Langstraat | 

 | Locatie: gemeente Waalwijk | 

 


 

 

OVER WATER 183: WATER EN CULTUURHISTORIE

 

| 02-06-2019 | 08.14 uur |


 

OVER WATER 183: WATER EN CULTUURHISTORIE

 

 

Ik lees veel tijdschriften, waarin ik soms iets leerzaams tegen kom over water. Deze maand was dat het januari nummer van het tijdschrift van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed. De kop was “Historische kaarten helpen bij overlast”. Met als inleiding: “Last van te veel water in de stad? Of juist te weinig? Kijk dan eens op oude kaarten hoe de grachten vroeger liepen. Grote kans dat gedeeltelijk herstel van de historische waterhuishouding de problemen helpt oplossen”. Het artikel is geschreven door Hanna Pennock, Menne Kosian en Ellen Vreenegoor.

De schrijvers maken duidelijk dat in historische kaarten van oude watersystemen veel logica te vinden is, die bruikbaar kan zijn bij de aanpak van kwetsbare locaties. Gemeenten moeten kwetsbare locaties in beeld brengen als het gaat om wateroverlast, hitte en droogte. Binnen het Deltaprogramma heef het Rijk hiervoor een stresstest ontwikkeld.

In het artikel pleit De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed er voor cultuurhistorische en bodemkundige informatie in deze test te betrekken. Het erfgoed biedt kansen. Cultuurhistorische kennis is wezenlijk om de logica van oude watersystemen te ontrafelen en zo knelpunten en kansen in beeld te brengen. Veel knelpunten van nu, zoals wateroverlast of het gebrek aan water, lijken te worden veroorzaakt door het veronachtzamen van oude structuren. Vrijwel al onze steden zijn in de middeleeuwen aan waterlopen of rivieren ontstaan. Sindsdien is er veel veranderd. Van oudsher speelden de bodem en het water een grote rol in de keuzes die we maakten. Oude systemen kunnen nog altijd een rol van betekenis spelen. Kennis over het verleden kan dan ook inzicht bieden in het watersysteem en aanknopingspunten voor toekomstige oplossingen. Soms zijn plekken kwetsbaarder geworden, omdat er niet altijd optimaal in de waterhuishouding is ingegrepen. Daarom kan cultuurhistorie een aanvullende kennisbron zijn bij de klimaatstresstest. In het artikel wordt verwezen naar een studie van historische kaarten van Hoorn. Er werd aan het licht gebracht dat er in Hoorn van oudsher drie verschillende watersystemen waren, met drie verschillende waterpeilen.

Bij de herinrichting van het stationsgebied kan daar rekening mee gehouden worden om te voorkomen dat de stad nieuwe problemen met de waterhuishouding krijgt. Een ander in het artikel beschreven voorbeeld, betrof het oude centrum van Lith. Oude kennis bracht de oplossing voor een water op straat probleem. Ook studies van historische kaarten rond Weert.

Op de site www.topotijdreis.nl is te zien wat er de laatste 200 jaar ook in uw plaats met water en bebouwingen is veranderd. Soms levert oude wijsheid mogelijke oplossingen voor het teveel of te weinig water. Onze voorgangers waren zo gek nog niet. Verdedigingswerken, keermuren, sluizen en watermolens werden vrijwel altijd op de meest geschikte plek gebouwd. Koppel deze informatie aan gegevens over de ondergrond en aan klimaatscenario’s van www.klimaatefectatlas.nl en met de kennis die er binnen de gemeente en het waterschap is, dan komen er meer oplossingsrichtingen om te komen tot een beter functionerende waterhuishouding binnen handbereik.
De Rijksdienst heef één en ander uitgewerkt in een brochure; “Cultuurhistorie als kennisbron voor de klimaatstresstest”. Het is het lezen zeker waard!

Louis van der Kallen

 

 


OVER WATER 182: IK BEN NIET REKKELIJK

 

| 05-05-2019 | 14.15 uur |


 

OVER WATER 182: IK BEN NIET REKKELIJK

 

Over water 181 OVER TROTS EN SCHAAMTE van vorige week leverde een aantal reacties op die mij er toe brengen tot een nadere duiding van mijn stelling dat het opstellen van een ‘handreiking’ inzake klimaatadaptatie, door de RKC van het waterschap Brabantse Delta, volstrekt haaks staat op de in artikel 2 van de Verordening rekenkamercommissie waterschap Brabantse Delta omschreven “taak van de commissie”. “De commissie doet onderzoeken naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid en bestuur.” Artikel 2 van de verordening en artikel 182 van de Gemeentewet (“De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur”) zijn gebiedend (“de commissie doet onderzoeken”) en (“de rekenkamer onderzoekt”) en limiterend (‘naar gevoerde (beleid en) bestuur’).

Er zijn ook andere geluiden. De VNG stelt bijvoorbeeld dat onderzoek naar toekomstig beleid wel zou kunnen, als een goede voorbereiding van het beleid bijdraagt aan de effectiviteit van het beleid. De Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) stelt dat de wet onderzoek naar toekomstig beleid niet verbiedt en dat steeds meer rekenkamers dit doen. Ik ben het daar niet mee eens. In mijn beleving moet ieder woord in wet- en regelgeving serieus worden genomen. Dus ook het limiterende woord “gevoerde”. Dit is niet voor niets opgenomen en gesteld in de verleden tijd. Dat steeds meer rekenkamers wel onderzoek doen naar toekomstig beleid is voor mij geen valide argument. Als anderen een wet overtreden zonder dat de overheid ingrijpt, mag dat voor een rechtschapen burger geen rechtvaardiging zijn dan ook maar de wet te overtreden. Juist van overheden of aan overheden verbonden organisaties mag verwacht en geëist worden dat zij de wet naar geest en letter volgen. Het niet volgen van de wet door overheden, ondermijnd ‘de overheid’.
Ik verbaas mij keer op keer dat het argument gebruikt wordt: ”Er loopt de discussie over” of ”de wet wordt binnenkort wel aangepast”. Burgers en overheden dienen te handelen naar de op dat moment geldende wet- en regelgeving. Soms wordt de status van degenen die er over discussiëren gebruikt om het niet volgen van de wet te onderbouwen. De VNG, de NVRR, hoogleraar X, jurist Y, enz. Het zal mij ‘worst wezen’ wie iets betoogd. Als de 150 plus 75 in Den Haag een wet hebben vastgesteld, of de Staten, een gemeenteraad of een algemeen bestuur van een waterschap een verordening, is een wettelijke regeling gewoon geldig tot hij word ingetrokken of veranderd.

Al die personen die over bestaande wetgeving wel of niet zinnige, rechtvaardige of goede dingen zeggen, zijn niet de wetgever! Ze gaan er niet over. Het ‘ik wil er wel een uurtje over praten’ van de dijkgraaf in het AB van 24 april is aan mij niet besteed. Ik ben niet rekkelijk! Ik zal de geldende wettelijke bepalingen volgen en verwacht dat ook van een Kroonbenoemde dijkgraaf. Hij is net als een burgemeester of Commissaris van de Koning de representant van de Kroon. Staatsrechtelijk is zijn taak mede te zorgen dat het handelen van een AB conform wet- en regelgeving is. Artikel 2 van de verordening is niet vrijblijvend. Het artikel is, net als de hogere wetgeving waarop het is gebaseerd, gebiedend en limiterend. Een overheid die zijn billen afveegt aan wet- en regelgeving ondermijnd daarmee het eigen gezag en ook het gezag van de wetgever.

Een RKC die zich met toekomstig beleid gaat bemoeien handelt niet alleen in strijd met de wet- en regelgeving, maar komt ook in een mijn inziens ongewenste rol terecht. Zij wordt in zekere mate medeverantwoordelijk voor het beleid dat zij mogelijk in de toekomst zou willen onderzoeken.

     

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 181: OVER TROTS EN SCHAAMTE

 

| 27-04-2019 | 9.30 uur |


 

OVER WATER 181: OVER TROTS EN SCHAAMTE

 

Afgelopen week werd het bestuursakkoord “Samen beter” gepresenteerd en unaniem door het Algemeen Bestuur (AB) aanvaard. Ik mocht daar als onderhandelaar van Ons Water een bijdrage aan leveren. Dat bestuursakkoord bevat alle punten die Ons Water belangrijk vindt. Ook werd er weer één fractie gevormd met West-Brabant Waterbreed, zodat een traditie, die vanaf de totstandkoming van het waterschap Brabantse Delta bestaat, werd voorgezet. Wij zijn daarmee vanaf 2009 de grootste fractie in het Algemeen Bestuur. Nu voor het eerst leveren wij in de persoon van Niels Mureau de eerste loco. Een moment van trots.

Het duurde echter nog geen half uur of de schaamte nam het over. De rekenkamercommissie (RKC) gaat in 2019 als onderzoeksonderwerp een ‘handreiking’ maken inzake klimaatadaptatie. Dit staat volstrekt haaks op de in artikel 2 van de Verordening rekenkamercommissie waterschap Brabantse Delta omschreven “taak van de commissie”. “De commissie doet onderzoeken naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid en bestuur.” Een handreiking is GEEN toets van het GEVOERDE beleid. Geen versterking van de controlerende taak van het AB, maar suggesties voor “bestuurlijke beslispunten”. Hiermee gaat de RKC feitelijk op de stoel van de dijkgraaf zitten die ‘klimaat’ in zijn portefeuille heeft. Hij heeft klaarblijkelijk, naar het inzicht van de RKC, hulp nodig. Beleidsvoorbereiding is een taak van het ambtelijk apparaat. Klaarblijkelijk denkt de RKC dat onze beleidsambtenaren niet in staat zijn om op het vlak van klimaatadaptatie hun werk goed te doen en het AB tijdig de geschikte “bestuurlijke beslispunten” voor te leggen! Voor mij was het gestelde onderzoek dan ook volstrekt strijdig met de taak van een RKC, die geborgd is in onze verordening en in de wetgeving waarop de verordening indirect is gebaseerd. De Waterschapwet kent geen vergelijkbaar artikel als artikel 182 van de Gemeentewet. “De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.” RKC’s of Rekenkamers zijn voor waterschappen dan ook niet verplicht. Toch was het bij de start van onze RKC in 2009 de bedoeling om in deze de intenties van de wetgever de opstelling van de Gemeentewet te volgen. Versterking van de controlefunctie van het AB. “De rekenkamercommissie maakt onderdeel uit van een palet aan controle-instrumenten die in combinatie met elkaar moeten leiden tot een beter functionerend en transparanter waterschap“, aldus de adviesnota aan het AB in december 2009. Artikel 109a lid 1 van de Waterschapswet luidt: “Het dagelijks bestuur verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur” dit artikel werd mede als kapstok gebruikt bij de instelling van onze RKC. Ook hier weer onderzoek naar het gevoerde bestuur!

Onze RKC veegt met haar ‘handreiking’ de billen af met onze verordening en de Kroon benoemde portefeuillehouder ‘wil er wel een uurtje over praten’! De ‘wetsovertreders’ werden zonder problemen met grote meerderheden herkozen. De recent afgelegde Eed of Belofte: “Ik zal trouw zijn aan de grondwet en de overige wetten van het rijk” was daarvoor geen belemmering. Die zal, in hun ogen, vast niet gelden voor onze eigen ‘wetten’ de verordeningen. Voor mij rest ten aanzien van onze RKC alleen het budgetrecht. Ik zal vanaf nu, tot de opheffing van de RKC dan ook tegen de begroting stemmen.

Maar dat was niet mijn enige frustratie. De stemming en de aanloop daartoe over de vervulling van de twee vacatures voor de RKC heeft mij in retroperspectief veel geleerd. Toen ik afgelopen dinsdagavond in de rondvraag van de onderhandelingen vroeg waarom op de agenda van het AB bij het agendapunt “benoeming 2 leden Rekenkamercommissie” stond: “de twee voordrachten voor deze commissie vinden plaats na de formatie onderhandelingen” en er niet gewoon de volgende dag gekozen kon worden tussen de kandidaten werd mij door een ambtenaar verteld dat die formulering een vergissing was. Tijdens het AB bleek dat het in de ogen van de dijkgraaf geen vergissing was, want hij drong aan op uitstel en overleg over de voordracht. Ik had dus een onwaarachtig antwoord gekregen.
Ook van een fractiegenoot kreeg ik de bemerking dat hij de stemming had gepeild en ‘ze’ zouden massaal op …… stemmen. De suggestie waarom stemmen als je zeker kan weten dat je verliest. Mijn benadering is dat stemmen altijd nuttig is. Als is het maar om de irritatiegraad te meten. Ik werd weggevaagd. 7 tegen 20. Was het alleen de irritatiegraad? De andere uitslag was nog betekenisvoller.
De partijen die in het DB zitten hadden, op Ons Water/Waterbreed na, zonder uitzondering op één en dezelfde kandidaat gestemd. De DB partijen hadden feitelijk bepaald wie voor de niet DB partijen in de RKC zou gaan zitten. Een ‘aparte’ denkwijze over ‘samen beter’. Oorzaak/motivatie? Het is gissen. Maar het lijkt op angsthazerij. Vooral geen kritisch/deskundig AB lid van buiten de coalitie erin. Ze zouden eens de uitvoering van het beleid kunnen gaan onderzoeken en punten ter verbetering aandragen.

Voor mij is het helder:
– nu ik, noch een ander, de RKC van binnenuit kan gaan bijsturen,
– een ruime meerderheid van het AB de billen afvegen aan de verordening normaal vindt,
Рcoalitiepartijen geco̦rdineerd uitmaken wie van de niet coalitie leden in het RKC mag (het is handelen naar de letter van een goede gewoonte, helaas niet naar de geest er van),
– de dijkgraaf, het als Kroon benoemde, acceptabel vindt dat de verordening wordt genegeerd.
– kwaliteit en inhoud naar het schijnt ondergeschikt zijn aan het beheersen van onderzoekuitkomsten,
– er onmiskenbaar onderlinge afspraken zijn gemaakt over wie kiezen ‘we’ in de RKC,
kijk ik volstrekt anders naar de collega partijen die dit DB vormen.
Ik zal tegen de komende begrotingen stemmen. Vooralsnog enkel en alleen vanwege het budget voor een instituut dat zich niet aan onze verordening houdt. Ik zal coalitie-overleggen niet bijwonen, want ze kunnen ook, zo is gebleken stemmingen afstemmen zonder mij. Deelname aan bestuurlijke vernieuwingsbijeenkomst of een dergelijke werkgroep zal ik ook mijden. Samen? Deze periode, klaarblijkelijk niet!

Ik betreur ten zeerste dat noch de dijkgraaf, als portefeuillehouder klimaat, noch iemand anders van het DB duidelijk heeft gemaakt dat onze ambtenaren de primaire taak hebben het beleid voor te bereiden voor DB en AB en daartoe over alle daarvoor benodigde competenties in ruime mate beschikken. Het negeren van wet- en regelgeving en het negeren van de intenties van de wetgever ten aanzien van Rekenkameronderzoek vind ik verwerpelijk en kan, naar mijn gevoel, niet door een bestuur, wat de eed heeft afgelegd, afgedaan worden met ‘ik wil er wel een uurtje over praten’. De ‘zondaars’ werden beloond met herverkiezing.

Hoezo “Samen Beter” als je de aanwezige kwaliteit van de niet DB partijen niet wilt benutten. Je kan mij kwalificeren als een slecht verliezer, maar ik heb in alle RKC’s waarin ik mocht dienen, mij steeds krachtig geweerd tegen pogingen af te wijken van eerst beleid, dan uitvoering, dan toetsen van de uitvoering aan het beleid. Alleen in het geval dat het oude bestuur/ambtelijk apparaat door fusie niets meer kan leren van een rapport, waagde ik een enkele keer vooruit te kijken. Dat bleek vaker geen succes dan wel. Ik zal die benadering ook in het waterschap blijven vasthouden. Ik ben vast in de ogen van de geachte lezer gefrustreerd. Ik ben gewend verkiezingen te verliezen. Ik schaam mij voor het simpele feit dat ik niet in staat ben geweest mijn collega’s in te laten zien dat overtredingen van onze verordening ook iets zegt over hoe zij denken over onze voorgangers en onze wetgevers.
Als bestuurders zich al niet aan onze verordeningen houden hoe willen we dan onze ingelanden er toe brengen zich als ordentelijke burgers te gedragen? Voor degenen die hier misschien iets van willen leren lees eens het boek “Moreel leiderschap” van Alex Brenninkmeijer. Voor minder dan 20 euro kan er een wereld voor je opengaan. Nu de wereld lijkt open te staan voor de taal van de klassieke oudheid is mijn aanbeveling: verdiep je eens in Aristoteles zijn leer voor een goed openbaar bestuur, of Plato (Politeia/De Staat) en de begrippen logos, pathos en ethos.      

Louis van der Kallen