ANDERS KIJKEN 5


| 06-09-2021 |

 

In anders kijken 4 stelde ik dat “met een stedenbouwkundige aanpak hittestress verminderd kan worden”. Te denken valt dan aan meer groen, groene daken, minder verharding en bebouwing, meer water en het toepassen van materialen met een hoge albedo (reflectiefactor).”

Gemeenten kennen tal van regels die in de weg staan om het bovenstaande te realiseren. Bekijk de bij dit artikel gevoegde foto van de Engelsestraat in Bergen op Zoom eens en bedenk dat al dat moois dat u ziet grotendeels illegaal is of belast kan worden met te betalen precariorechten. Formeel mag je gemeentegrond niet zomaar in gebruik nemen, ook niet voor het wegzetten van bloem of planten potten of ten behoeve van geveltuintjes de tegels zomaar lichten. Ook niet voor het aanbrengen van klimopbegroeiing. Toch vindt iedere wandelaar door deze straat het een prachtige versmelting van de harde woonomgeving met het groen.

Meer ‘groen’ is de meest effectieve maatregel tot het beperken van oppervlaktetemperaturen. Groene, onverharde oppervlakten beperken de opwarming, helpen wateroverlast te beperken en verhogen de leefkwaliteit en de biodiversiteit.

Even wat feiten: een boomblad reflecteert 5 tot 30 % van het zonlicht, gebruikt 5 tot 20 % voor fotosynthese en 20 tot 40 % voor verdamping. Bomen en groen verkoelen daarom het stadsklimaat en geven schaduw. Afhankelijk van de boomsoort bereikt maar 10 tot 30 % van het zonlicht de grond of muren. Alleen al de verdamping van bomen kan resulteren in een lagere luchttemperatuur van 2 tot 5 graden Celsius in de directe omgeving. Neveneffecten zijn dat bomen in de bebouwde omgeving het (fijn-)stof verminderen en regenwater vasthouden.

Alle reden derhalve om de beperkende regels af te schaffen en groene daken en gevels te bevorderen en initiatieven zoals in de Engelsestraat geen strobreed in de weg te leggen. Of als gemeente een jaarlijkse prijs in te stellen voor de mooiste initiatieven. Licht een tegel en een plant erin moet de norm zijn. Of meerdere tegels! Ook bloempotten groot en klein zouden welkom moeten zijn.

 

Louis van der Kallen.


ANDERS KIJKEN 4


| 02-09-2021 |

 

In ‘anders kijken 3’ stelde ik dat “ met een stedenbouwkundige aanpak hittestress verminderd kan worden”. Te denken valt dan aan meer groen, groene daken, minder verharding en bebouwing, meer water en het toepassen van materialen met een hoge albedo (reflectiefactor). Stedenbouwkundigen, ontwerpers, architecten en burgers zijn vaak gefocust op de esthetische aspecten van hun ontwerpen. Daardoor worden aspecten als de gevolgen van een nieuwbouw op de hittestress onvoldoende meegewogen met als gevolg steeds mee hittestress en de vorming van warmte eilanden in de stedelijke bebouwing. 

In een tijd dat veel gemeenten kijken naar ‘inbreiding’ bij de vormgeving van de woningbouwopgave is het zaak dat bij de materiaalkeuzes niet alleen esthetiek maar ook de gevolgen voor de hittestress worden meegenomen in de te maken keuzes. Betrek daarbij ook nadrukkelijk de albedo-eigenschappen van de te gebruiken materialen. 

Een aantal voorbeelden

Een zwart bitumen dak reflecteert slechts 4 tot 5 % van het zonlicht. Dat betekent dat circa 95 % van het zonlicht als warmte wordt geabsorbeerd. De bedekking met wit grind van het zwarte bitumen reduceert die warmteabsorptie naar 50 a 70 %.

Standaard asfalt absorbeert 85 tot 96 % van het zonlicht en zet dat om in warmte. Lichtgrijs asfalt absorbeert circa 75 %, en met gemalen schelpen witgemaakt asfalt absorbeert nog veel minder van het zonlicht. 

Donkere betonnen dakpannen absorberen 65 tot 95 % van het zonlicht en zetten dat om in warmte. Witte betonnen dakpannen absorberen circa 30 % van het zonlicht en leggen dus veel minder warmte vast. 

Onbehandelde metalendaken, bijvoorbeeld van zink absorberen 50 tot 70% van het zonlicht.

Uit deze voorbeelden blijkt dat door andere materiaalkeuzes de hittestress aanzienlijk kan worden verminderd. Bedenk dat overdag opgenomen warmte in de nacht weer wordt afgegeven waardoor de nachten in zo’n hittestressperiode geen of minder afkoeling geven. Alle reden om bij een nieuwbouw of verbouwing bewust te kiezen en de gevolgen voor de hittestress daarbij te betrekken.

 

Louis van der Kallen.


ANDERS KIJKEN 3


| 25-09-2021 |

 

Het klimaat is aan het veranderen. De afgelopen tien jaar waren in Nederland de warmste sinds wij systematisch en genormeerd zijn gaan meten (KNMI sinds 1854). Dit keer hebben we een relatief koele zomer maar elders in de wereld en in Europa heeft men extreme hittegolven te verduren gehad. Op Sicilië tot bijna 50 graden toe.

In 2018 – een relatief warmjaar – bezocht ik voor het eerst een congres over hittestress. Ik schreef er eerder over. De hittegolf van 1976 is gebrand in mijn herinnering. Deze duurde bijna een hele zomer. Ik liep in die zomer een zonnesteek op die mij weken ellende bezorgde. Die zomer zorgde in West-Europa voor een enorme oversterfte, een forse daling van de productiviteit, een verdubbeling van de prijzen van vers voedsel, meer bedrijfsongevallen, ernstige problemen met het transport over water en als gevolg daarvan bedrijfssluitingen. Een studie naar die zomer kan de bestuurlijke geesten rijp maken voor een voortvarende aanpak van hittestress. Geïnteresseerd in die zomer? Kijk dan eens naar het filmpje: “De hondsdagen van 1976″. Het filmpje van driekwartier gaat weliswaar vooral over België maar die zomerse ellende was er ook in Nederland. De hitte en de droogte begonnen al vroeg. April was extreem droog. In die hele maand viel in Stavoren (het droogste meetpunt) slechts 1 mm regen. De eerste hittegolf van die zomer was van 6 tot 10 mei met temperaturen tot 32 graden. Juli was zeer heet met hitte records in Maastricht 36,8 graden en Volkel 36,7 graden. Toen waren dat recordtemperaturen.

Onderzoeken hebben aangetoond dat tijdens hittegolven de verschillen tussen stedelijk gebied en het platteland op kan lopen tot vier graden en meer, dus tot temperaturen waarbij oversterfte optreedt en de algemene gezondheidstoestand van burgers verslechtert.

Met een stedenbouwkundige aanpak kan hittestress verminderd worden. Te denken valt aan meer groen, groene daken, minder verharding en bebouwing, meer water en het toepassen van materialen met een hoge albedo (reflectiefactor). Als dit was gedaan bij de herinrichting van de Noordsingel In Bergen op Zoom (zie foto) dan had de herinrichting er niet alleen anders uit gezien maar was er ook een bijdrage geleverd aan vermindering van de hittestress.

 

Louis van der Kallen.

 

 


ANDERS KIJKEN


| 13-08-2021 |

 

Het is een periode met zware buien en als we de geleerden mogen geloven, worden het er de komende tientallen jaren steeds meer. Als je even verder kijkt, zou je ook kunnen zeggen: het is een periode van werkende riool-overstorten. Die twee constateringen betekenen dat de omliggende natuur van die riool-overstorten steeds vaker belast wordt met afvalstoffen uit onze (menselijke) samenleving. Mijn verwachting is dat het zelfreinigend vermogen van de natuur het steeds vaker niet meer aankan en als biotoop zal gaan verarmen door een overbelasting van bijvoorbeeld voedingsstoffen (nutrieten). Overheden zoals gemeenten zouden meer N- (stikstof) en P- (fosfaat) bindende planten (helofyten) moeten planten in oppervlaktewateren die rioolwater uit overstorten bergen. Die helofytenfilters verbeteren de waterkwaliteit en kunnen ook een toevoeging en verbetering zijn van de biotoop van het water in de nabijheid van de overstort, waarmee bijvoorbeeld ook het bloeien van blauwalgen kan worden voorkomen of beperkt. Ook Bergen op Zoom kent oppervlaktewateren met riool-overstorten waarbij N- en P- bindende planten een positieve rol kunnen spelen. Dat soort rietvelden en rietranden kunnen ook mooi zijn en broedplaatsen bieden voor watervogels. Het wordt tijd voor anders kijken en ander beleid.

 

Louis van der Kallen.


AFKOPPELEN


| 10-08-2021 |

 

Het klimaat verandert. Het aantal zware regenbuien neemt steeds meer toe en de meteorologen spreken steeds vaker de verwachting uit dat die trend zich zal voortzetten. Het gevolg is dat de rioleringen het steeds vaker niet meer aankunnen. Ook de zuiveringsinstallaties van de waterschappen kunnen effectiever werken als het water wat daarin terecht komt niet verdund wordt door regenwater. Al tientallen jaren worden rioolstelsels omgebouwd naar gescheiden stelsels. Naast het vuilwaterriool wordt er dan een regenwaterriool aangelegd. Mooie initiatieven maar ook die stelsels kunnen bij een echt stevige bui niet altijd al het aanbod van regenwater aan. Maar wat erger is: het regenwater wordt dan ook niet gebruikt als bijdrage aan de oplossingen voor een aantal andere problemen veroorzaakt door de klimaatveranderingen zoals verdroging van de bodem en hittestress.

Regenwater in de bodem heeft tal van voordelen en het is dan ook nodig dat gemeenten dat gaan bevorderen. Dat kan zoals de gemeente Altena doet door een ‘tegeltaks’ tegen de verhardingen (ik schreef daar eerder over) maar ook door het afkoppelen van de regenpijpen van de riolering.

De gemeente Heusden heeft de plicht daartoe opgenomen in de waterverordening. Die plicht wordt vooralsnog alleen afgedwongen bij de nieuwbouw van woningen en bedrijven, en als er in een straat of wijk werkzaamheden aan het riool worden verricht, worden bewoners nadrukkelijk gewezen op deze ‘plicht’ en worden zij met een subsidie verleid die ‘verplichting’ serieus te nemen.

Als we allemaal kijken naar wat er mogelijk is, helpen we allemaal naar vermogen problemen als wateroverlast, verdroging en hittestress te verminderen.

 

Louis van der Kallen.


WATEROVERLAST II


| 06-08-2021 |

 

Vorige week publiceerde ik het artikel ‘wateroverlast’. De bedoeling van dat artikel was planologen, stadsontwikkelaars, stadsvernieuwers, wegontwikkelaars, architecten, hoveniers, riooldeskundigen, en waterbeheerders aan het praten te krijgen met waterbeheerders, groenbeheerders, vastgoedontwikkelaars en ontwerpers en om ‘water’ in beeld krijgen en hen maar ook bestuurders als wethouders, gedeputeerden, raadsleden en waterschapbestuurder ‘verplichte’ literatuur ter lezing geven. Ik promootte Ervaringen met de aanpak van regen wateroverlast in bebouwd gebied. Voorbeelden en ontwikkelingen anno 2014 en Extreme neerslag, een uitgave van de Hogelschool van Amsterdam.

We zijn nu een week verder, een week met weer veel en op sommige plaatsen zelfs extreem veel neerslag. Overheden zoals gemeenten, waterschappen, provincies en RWS maar ook grote terreinbeheerders moeten aan de slag. Vele zijn weliswaar een beetje begonnen maar er moet nog veel meer gebeuren, en omdat wat er moet gebeuren vele tientallen jaren zal vergen, zouden we haast moeten hebben. Niet uitstellen tot de ‘oude’ garde van ‘zo doen we dat nu eenmaal’ en van ’zo heb ik het geleerd’ weg is, maar NU aan de slag. Niet met experimenten die elders allang hebben plaatsgevonden en hier hooguit onder de titel ‘innovaties’ nog eens worden herhaald maar gewoon doen. Als oud medewerker research en development bij AKZO-Nobel en ervaren bestuurder (gemeentelijk, provinciaal en waterschappen (zie CV) weet ik hoe conservatief en risicomijdend overheden zijn. Eerst tien kleine experimenten voordat mijn iets durft te veranderen. Ook ambtelijke organisaties zijn zelden echt innovatief, hoewel ze tegenwoordig al snel dat etiket innovatief hangen aan wat ze doen. Ik schreef hier over al eens vaker mijn frustratie weg o.a. Over Water 66 (de inspiratie dag van de Unie 17 november) en Over Water 20 (waterinnovatieprijzen 2015) en Over Water 120 ( markt- en innovatiedag van de Unie 2017)

Vaak is iets innovatie noemen meer een vorm van borstklopperij. Het mooiste voorbeeld hiervan is dat als het gaat over mogelijke zoet/zout scheidingen in te zetten bij de conservering en bescherming van zoetwatervoorraden het bellenscherm als alternatief wordt genoemd en in de stukken van RWS deze schermen nog steeds als innovatief door Rijkswaterstaat worden betiteld. Deze techniek werd al in 1968 in de grote schutsluizen te IJmuiden gebruikt (bron: pagina 33 “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).

Zelf denk ik dat ambtelijke organisaties door de natuurlijke selectie van ambtenaren (wie solliciteert waar en waarom en wie wordt om welke kwaliteiten aangenomen) per definitie gericht zijn op risicoreductie. Vroeger was het zeker zo dat wie zekerheid zocht ambtenaar werd. Dit is paradoxaal, omdat vernieuwen haast per definitie het nemen van risico’s betekent. Je zoekt dan nog niet betreden paden. Ambtenaren en hun bazen (de bestuurders) zijn eerder risicomijdend dan risiconemend. Dat moet als de bliksem veranderen. De bereidheid te vernieuwen moet er komen omdat veel oude gewoonten niet de oplossingen bieden. De klimmaatwereld verandert in hoog tempo.

Er zijn tal van websites te bezoeken op zoek naar ideeën om de opgaven waar het klimaat ons voor stelt aan te pakken. Voorbeelden: het Kennisportaal Klimaatadaptatie, soms ook met goede nieuwsbrieven zoals de Hoog Water kenniskrant over gevolgbeperking overstromingen, en groenblauwe netwerken, waar ook het boek te vinden is dat voor mij een soort van “handboek soldaat” voor groenblauwe ‘werkers’ is “Groenblauwe netwerken: handleiding voor veerkrachtige steden”. Het bevat ruim 600 pagina’s en zou voor iedereen die betrokken is bij de vormgeving en inrichting van de stedelijke omgeving verplichte leeskost moeten zijn. Dit boek is niet alleen voor professionals, maar ook voor particulieren een gereedschapskist, inspiratiebron en naslagwerk.

Het bevat tal van nationale en internationale voorbeelden hoe onze steden meer klimaatbestendig zijn te maken. Het beperkt zich niet alleen tot water en groen maar heeft ook aandacht voor hoe vaste levenloze materialen zoals bestratingen, asfalt en beton onze leefomgeving beïnvloeden. Gebruik van ook die kennis is nodig om hittestress effectiever aan te pakken.

Hiltrud Pötz van Atelier groenblauw kan als schrijfster/redacteur van deze handleiding wat mij betreft voor iedere betrokkene bij de vormgeving en inrichting van de stedelijke omgeving een inspiratiebron zijn om Nederland echt stap voor stap voor te bereiden op een toekomst waarin het klimaat ons voor steeds zwaardere opgaven zal stellen. Nu nog de politici en bestuurders er van doordringen om met Henriëtte Roland-Holst te spreken:

“Morgen wordt heden geschreven; Gij levenden bouwt wordend leven. Gij werkt voor der komenden lot”

Zij met durf en lef moeten aan de slag!

 

Louis van der Kallen.

 


GRIJP KANSEN VOOR DE NATUUR: SLUIT DE KUSTLIJN EN VERZOET!


| 11-07-2021 |

 

Nederland, deels lager dan de zee, zal zich sterk moeten weren tegen zeespiegelstijging.
Dat betekent verdere sluiting en versterking van de kust, opschaling van pomp- en noodbergingscapaciteit, bufferen van zoet water en wellicht een tweede kustlijn.
Het lijkt daarbij vrijwel onmogelijk om de zogenaamde ‘delta’, met tal van beschermde natuurgebieden van Natura 2000 tot Nationale Parken, in stand te houden. Bovendien is de huidige situatie voor de natuur verre van ideaal. De vraag is dan ook niet wat er moet blijven, maar wat voor invloed klimaatbestendige maatregelen op de natuur zullen hebben en hoe we kansen die zich voordoen kunnen benutten.

Nederland gered van de ondergang
In het begin van de jaartelling lagen de lage delen van Nederland zo’n 6 meter boven de zeespiegel. Door ontwatering en exploitatie daalde de bodem en drong de zee met getijdenbekkens (wadden en zeegaten) het land binnen. Wat eens een zeewaarts aangroeiende delta was, werd het tegenovergestelde, namelijk door de zee aangetast land.
Dit verklaart het grote verschil tussen het regelmatig gevormde kustfundament in zee en de grillig vervormde kustlijn van het land.
De binnendringende zee werd meer en meer bedreigend en uiteindelijk waren de Zuiderzeewerken en Deltawerken nodig om het land voor ondergang te behoeden.

Telkenmale opnieuw overschilderd
Christiaan Brunings, de oprichter van Rijkswaterstaat, omschreef het cultuurlandschap van Nederland als ‘het telkenmale opnieuw overschilderde doek’. Het tempo van verandering nam in de eeuwen daarna fors toe en nieuwe ingrepen kondigen zich momenteel aan.

Kaart: NRC. Zonder dammen, dijken en bemalen is het lage land onder de huidige situatie één Waddenzee. Klimaatverandering en zeespiegelstijging doen er straks een schepje bovenop. ‘Meebewegen’ met de zeespiegelstijging is een schrikbeeld van verzilting, van een zich verplaatsende kust, van afbraak en leegloop.

Blijf binnen de kaders van de biosfeer
Ylva Poelman, lector bionica/biomimicry en innovatief publicist, geeft aan dat de economie valt onder de biosfeer (= de BV Natuur), het begrenzend en bepalend overkoepelend moederbedrijf van alle bedrijven. Gaat het mis, dan gaat het mis met ons. Uit lijfsbehoud komen er grootschalige systeemmaatregelen, waarbij we binnen de kaders van de biosfeer behoren te blijven. Dat geldt voor transities in energie, landbouw, woningbouw en overige infrastructurele maatregelen voor de toekomstige veiligheid en leefbaarheid. De Club van Rome wees al op grenzen aan de groei en die komen op veel gebieden in zicht.

Landelijke waterhuishouding voldoet niet
De waterkwaliteit van onze zoete wateren laat veel te wensen over en de decennialange conservering van zoute milieus binnen de kustlijn, zoals Oosterschelde en Grevelingen, leidde tot een forse verarming van de natuurwaarden. Ook kunnen we met de Kier, het fragmentarisch openen van enkele sluizen in de Haringvlietdam, binnen enkele jaren niet meer voldoen aan onze internationale verplichtingen voor vismigratie. Extremen in rivierafvoeren en de verwachte zeespiegelstijging leiden immers tot toename van sluitingen.
Verzilting en verdroging eisen op tal van plaatsen hun tol en het meeste zoete water verdwijnt via een open gehouden Nieuwe Waterweg ongebruikt in zee. De landelijke waterhuishouding blijkt verre van toekomstbestendig. Er valt nog veel te winnen.

Migratierivieren in zee bieden een oplossing
Plannen zoals ‘Zout water in het Haringvliet’ worden door de tijd achterhaald.
Met de kennis van nu is het niet raadzaam de zee binnen te halen, maar om juist de overgangen van zoet naar zout zeewaarts te verschuiven.

 

Kaart: Maps4News, Rijkswaterstaat.

Zowel van en naar zee trekkende vissen hebben een periode van enkele weken nodig om zich fysiek aan te passen aan de overgang van zout naar zoet of andersom.
Hiervoor is een verbinding met zee vereist, waarbij onder invloed van getijden en stroming zout en zoet water zich over tientallen kilometers met elkaar kunnen mengen. Dit is mogelijk door een ondiepe vlakte tegen de kust te omarmen met dammen en vervolgens op te laten slibben. Na aanleg van wisselende strekdammen zal er een lange migratierivier ontstaan die westwaarts overgaat in een estuarium.

Zolang spuien mogelijk blijft, vormen migratierivieren een oplossing voor de trekvissen.
Voor het Haringvliet kan aangevangen worden met de aanleg van een migratierivier op de Hinderplaat tussen de stroomgeul van het Haringvliet en de Maasvlakte.

 

Fase 1: Een migratierivier op de ondiepe vlakte van de Hinderplaat en de Slikken van Voorne met een ruim 40 km lange stroomroute in een continue open verbinding met zee en rivieren.

Kijken we wat verder in de tijd vooruit, dan komen een westwaarts verschoven kustlijn en een verlengde Nieuwe Waterweg met zeesluizen in beeld. Een Haringvliet westwaarts uitgebreid met een estuarium past daar uitstekend bij.

Wanneer het rivierpeil ooit lager komt te liggen dan het zeepeil zullen de vissen op kunstmatige wijze van en naar zee overgezet moeten worden. Dit kan met een schroef van Archimedes richting zee en met een lozingsklep met waterglijbaan naar de rivier.
Belangrijk blijft dat onder alle omstandigheden deze overzet van zoet naar zoet plaatsvindt. Dus geen schoksgewijze overgang. Een continue zoete aanvoerstroom in de migratierivier moet niet alleen trekvissen lokken, maar er ook voor zorgen dat de overgang van zout naar zoet geheel in het estuariene gedeelte blijft gesitueerd.

 

De migratierivier (fase 1) kan bij zeewaartse klimaatmaatregelen, zoals een tweede kustlijn, uitgebreid worden met een estuarium (fase 2) en aansluiten bij de aangroeiende Voordelta (fase 3).

Dit laatste is toekomstmuziek. Voorlopig kunnen we met de aanleg van een zeewaartse migratierivier (fase 1) wel zo’n (halve) eeuw vooruit.
Daarnaast mogen de Zeeuwse wateren zich ontwikkelen tot zeldzame zoete en rijke natuurgebieden en kan de compartimentering grotendeels worden opgeheven, wat gunstig is voor natuur en recreatie. Ten westen van de huidige kustlijn neemt door het ontbreken van in- en uitstromend getijde de aanwas toe en vormen zich nieuwe natuurgebieden.

Het belang van zoet
Aangezien minder dan een tienduizendste van al het water op aarde zoet oppervlaktewater is en dit water van belang is voor natuur en mens, is het zoet houden en verder verzoeten van de Zeeuwse wateren, zowel goed voor de biodiversiteit als voor de leefbaarheid.
Er ontstaan zeldzame zoetwatermilieus, het vestigingsklimaat verbetert, de verzilting neemt af, zoet water komt er in overvloed en de noodberging wordt ruimer.

Samen-werken met water
Het is voor Nederland nog niet te laat. Plannen die het kustfundament stabiliseren en doen aangroeien hebben een goede kans van slagen. Zowel zandsuppletie als stimulering van aanwas is het meest succesvol op plaatsen waar sedimentatie al van nature plaatsvindt. Het rapport van de deltacommissie uit 2008 heet niet voor niets ‘Samen_werken_met_water.pdf’. Integraal sedimentbeheer speelt hierbij een landschapsvormende rol.
Bewoonbaar Nederland heeft alleen toekomst bij gesloten en zeewaartse keuzes.
Sluit de kustlijn en verzoet!

Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens – integraal waterbeheer.