OVER WATER – 169: WATERPROBLEMEN UIT DE ‘OUDE DOOS’

 

| 29-12-2018 | 17.30 uur |


 

OVER WATER – 169: WATERPROBLEMEN UIT DE ‘OUDE DOOS’

 

Gekalkte dakpannen werden in de oestercultuur gebruikt om het zg. oesterbroed op te vangen.

Recent heb ik de hand kunnen leggen op RIZA jaarverslagen uit 1931 tot en met 1937 met onderzoeken “naar den toestand van openbare wateren” in Nederland. Ze bevatten een schat van informatie, ook over het werkgebied waarvoor ik een bijzondere aandacht heb het huidige waterschap Brabantse Delta.

Over de jaren 1936 en 1937 werd in één jaarverslag verslag gedaan. Van onderstaande voorbeelden heb ik het juiste jaar van handeling dan ook niet vast kunnen stellen. Het college van B&W van Halsteren vroegen advies over “een plan tot afvoer van hemelwater en huishoudwater, afkomstig van een gedeelte van den Rijksweg Bergen op Zoom – Tholen door het waterschap de Polders van Halsteren naar de Ooster Schelde.” Teneinde het rioolwater te kunnen bergen bij hoog water zou vóór de lozing een spuikom worden aangebracht. Er werd een positief advies afgegeven “indien de gemeente Halsteren bereid zou zijn tot het treffen van maatregelen voor het onschadelijk maken van het rioolwater, voorzoover gewenscht in verband met de oestercultuur, indien ook de gemeente Bergen op Zoom zou overgaan tot het nemen van analoge voorzieningen.” Van hogerhand werden de gemeenten toen gedwongen tot samenwerking.

B&W van de voormalige gemeente ‘s-Gravemoer vroeg goedkeuring voor de demping en riolering van een sloot langs het Emmalaantje. “Waar hierdoor een onooglijke en stinkende sloot, evenals niet minder walgingwekkende open afvoergreppels van woonpercelen zouden verdwijnen.” De goedkeuring werd verkregen hoewel de ongezuiverde lozing op de aan eb en vloed onderhevige haven in stand bleef. De haven werd in 1950 gedempt.

In dit jaarverslag werd uitgebreid aandacht besteed aan de proeven met biologische nazuivering te Tilburg. Een juvenaat te Tilburg met 300 inwoners vroeg advies omdat de Tilburgse Waterleiding maatschappij bezwaren van “hygiënischen” aard had tegen infiltratie van afvalwater in den bodem binnen het beheersgebied van haar grondwaterwinplaats bij toepassing van bevloeiing. De oplossing bleek een kleine installatie volgens Emscher-brunnen en lozing op de Donge.  De gemeente Gilze en Rijen werd geadviseerd een zuiveringsinrichting te bouwen aan de Hoekstraat.

In het verslag wordt veel aandacht besteed aan de vele klachten, in meer dan 20 jaar, over de vervuiling van de Mark door “den ongelimiteerden afvoer van vloeibaar vuil”. De voornaamste veroorzakers worden met name genoemd. Niet alleen de gemeenten Breda, Princenhage, Ginneken en Teteringen maar ook bedrijven zoals de Hollandse Kunstzijde Industrie (HKI), de suikerfabrieken Wittouck, Stampersgat en Zevenbergen. Hierbij veroorzaakten de sulfaten (HKI) door biologische omzettingen naar sulfide en zwavelwaterstof vooral de stank. De in 1930, naar aanleiding van de klachten, ingestelde Mark commissie stelde in een rapport de oprichting van een “afvalwaterschap” voor wat zou moeten leiden tot een centralisatie en zuivering van het ‘vloeibare vuil’. Locatie advies: benedenstrooms van Breda, even ten noorden van den Belcrumpolder. Het zou nog vele jaren duren voordat er een “afvalwaterschap” zou komen. Breda en omgeving was goed in het niet oplossen van problemen. In Over Water 164 schreef ik al: “De moderne tijd liet, rond Breda, nog even op zich wachten.” Ondanks de vele klachten en de ingestelde Mark commissie werd er niet echt haast gemaakt. 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 168: (NATTE/ ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 41 WAT IS DE WAARHEID?

 

| 22-12-2018 | 10.30 uur |


 

OVER WATER – 168: (NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 41 WAT IS DE WAARHEID?

 

Op 7 december stond er op pagina 10/11 van Stad en Streek Bergen op Zoom in BNdeStem een groot artikel met als kop en inleiding: “Miljarden voor brug, sluis en weg”. “De grootste onderhoudsbeurt ooit van Rijkswaterstaat staat voor de deur en duurt tien jaar. De kosten bedragen 3 miljard euro.” “Rijkswaterstaat pompt tot 2030 ruim 3 miljard euro in de renovatie en vervanging van Zeeuwse bruggen, sluizen en wegen. In het Portaal van Vlaanderen in Terneuzen zijn Zeeuwse instanties als provincie, gemeenten, waterschap en de NV Westerscheldetunnel gisteren bijgepraat over de grootste onderhoudsoperatie ooit van Rijkswaterstaat. De komende tien jaar worden 27 Zeeuwse sluizen, bruggen, wegen en andere objecten – zoals oevers en doorlaatmiddelen – aangepakt.”

Nieuwsgierig en achterdochtig als ik ben, vroeg ik mij onmiddellijk af: zit daar ook het al jaren uitgestelde onderhoud in van de zoet/zoutscheiding in bij voorbeeld de Krammersluizen en de Bergse Diepsluis? Omdat ik dingen graag uit de eerste hand weet gebruikte ik het contactformulier op de website van Rijkswaterstaat die dag om een mail te versturen met de volgende tekst: “Vandaag staat er in BNdeStem een groot artikel “Miljarden voor brug, sluis en weg Infrastructuur Rijkswaterstaat. De grootste onderhoudsbeurt ooit van Rijkswaterstaat staat voor de deur en duurt tien jaar. De kosten bedragen 3 miljard euro.” Waar kan ik de informatie vinden waarop dat artikel is gebaseerd? Mijn aandacht richt zich vooral op het al jaren uitgestelde onderhoud aan de sluizen rond het Volkerak-Krammer-Zoommeer systeem. Waar kan ik vinden wat er en wanneer aan onderhoud gaat plaatsvinden?”

Na enige tijd ontving ik een reactie op mijn vraag. “Onze reactie: Onderstaand doen wij u een link toekomen, waarin u de informatie betreffende  de verjongings- en vernieuwingsopgave voor oude tunnels, viaducten, sluizen en bruggen tot 2028 kunt vinden.”

https://www.rijkswaterstaat.nl/nieuws/2018/11/opnieuw-40-bruggen-sluizen-en-tunnels-geselecteerd-voor-opknapbeurt.aspx

Er zijn nogal wat verschillen tussen het artikel en het nieuwsbericht van Rijkswaterstaat:
– Geen 3 miljard maar 1,5 miljard voor de komende 10 jaar.
– Niet alleen voor Zeeland, maar voor heel Nederland.
– Voor de sluizen in Zeeland  staat volgens het nieuwsbericht van Rijkswaterstaat alleen de besturingsinstallatie op het programma.

Met iedere schutting komt ’t zoute binnen

Mijn achterdocht is groot. Het onderhoud aan de sluizen is al vele jaren uitgesteld. Dat uitstel heeft geleid tot een sluipende verzilting van het Volkerak Zoommeer systeem. Over de sluipende verzilting schreef ik eerder. In maart 2015 schreef ik in “Wat is de waarheid 4” al nadrukkelijk over het achterstallig onderhoud. Toen was de minister helder en openhartig “Zolang het Volkerak-Zoommeer zoet is zal Rijkswaterstaat de afspraken nakomen die zijn opgenomen in het Waterakkoord Volkerak-Zoommeer (2001) over het chloridegehalte in het meer. Om dit te kunnen doen is groot onderhoud aan het zoet-zout scheidingssysteem in het Krammersluizencomplex nodig. Dit is enige jaren uitgesteld in afwachting van een besluit over een zoet of zout Volkerak-Zoommeer. Hierdoor is er sprake van een grotere lek van zout door deze sluizen.” Toen erkende de minister feitelijk dat Rijkswaterstaat al jaren zich niet heeft gehouden aan het in 2001 afgesloten Waterakkoord. Sommige teksten blijven actueel. In (natte/zoute) droom of nachtmerrie 34 (december 2015) schreef ik: “Er is maar één echte oplossing en dat is herstel van de zoet/zout scheiding door het achterstallig onderhoud aan de Krammersluizen nu eindelijk eens uit te voeren. Een halfslachtig waterakkoord is niet meer dan een doekje voor het bloeden. Nu moet eindelijk de wond echt eens gehecht worden. Dan pas ontstaat er weer vertrouwen bij de agrariërs dat het kan gaan werken en de afspraken na gekomen worden.” In (natte/zoute) droom of nachtmerrie 29 (mei 2015) schreef ik over de “grote leugens”. Ik weet nu weer niet wat waar is. Maar ik, en veel agrariërs (die afhankelijk zijn van goed zoet water) en veel recreatieondernemers en recreanten in het Volkerak/Zoommeer gebied willen wel graag weten wat er nu echt gaat gebeuren en wanneer. Graag voor hen vindbaar op websites van Rijkswaterstaat, zodat zij daar rekening mee kunnen houden voor de toekomst. Een mooi verhaal in de krant is voor hen ‘geen brood op de plank’. Goed zoet water wel. Nu komt met iedere schutting ’t zoute binnen, dat moet eindigen! 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 167: VERGROENEN MOET

 

| 15-12-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER 167: VERGROENEN MOET

 

foto beschikbaar gesteld door Fien Dekker

De afgelopen jaren heb ik veel geschreven over de noodzaak anders om te gaan met gebouwen en verhardingen. In Over Water 158 heb ik uitgebreid aangegeven wat burgers zelf kunnen doen. In een artikeltje in de BSD nieuwsbrief in mei 2016 heb ik als voorbeeld gegeven de Rain(a)way-tegels, een nieuwe doorbraak in de strijd tegen overtollig water. In een artikel in juli 2016 heb ik geschreven over de groeiende belangstelling voor nuttige en esthetische toepassingen van groen op harde verticale oppervlakken, zoals beton. Op een recent door mij bezochte beurs over de inrichting van de openbare ruimte werd veel aandacht besteed aan hoe ook met toepassing van min of meer traditionele bestratingsmaterialen het verhard oppervlak kan vergroenen. Zelfs betonfabrikanten komen met complete productlijnen met de kreet “steen ontmoet gras” die laten zien dat vergroenen van grote oppervlakten esthetisch, met behoud van functionaliteit, gewoon kan. Ook komen er allerlei systemen om groen tegen gevels goed en duurzaam toe te gaan passen.

De afgelopen zomer laat zien dat een aanpak van hittestress en een waterbeheer dat zowel een bijdrage levert aan de aanpak van verdroging en wateroverlast nu echt van de grond moet gaan komen. Maar er zijn veel meer positieve effecten van vergroening, zoals vermindering van de verdroging in de  natuur, vermindering hittestress, verbetering luchtkwaliteit, verbetering van de biodiversiteit en verhoging van de belevingswaarde van een meer groene omgeving. Zo heeft gevelbeplanting tal van voordelen: het beschermt een gebouw tegen opwarming door de zon en zorgt voor verkoeling in de zomer, het verlaagt het warmteverlies in de winter door het beperken van de windeffecten, het reduceert geluidsoverlast, het heeft een brandvertragende werking, het vergroot de belevingswaarde, het verfraait de omgeving en het straatbeeld, het zorgt mede voor een goede luchtvochtigheid, het levert, door verdamping van water, een bijdrage aan een koeler klimaat in de zomer, het zuivert de lucht door het invangen van fijnstof, het bevordert de biodiversiteit en maakt de verstedelijkte ruimte leefbaarder voor mens en dier. Het heeft tal van positieve effecten op de gezondheid en werkt stress verlagend.

Kortom: gemeenten moeten, meer dan tot nu toe, gaan nadenken over vergroenen van hun omgeving en hoe particulieren en bedrijven daarbij te betrekken en te motiveren hier een bijdrage aan te leveren, want veel verharde oppervlakten betreffen parkeer- en opslagterreinen en platte daken.

Waterschappen zouden moeten gaan werken aan de aanpassing van belastingsystemen, zoals een vorm van ’tegeltax’ zodat bedrijven met grote verharde oppervlakten worden gestimuleerd die te vergroenen.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 166: WATERPROBLEMEN UIT DE ‘OUDE DOOS’

 

| 08-12-2018 | 11.30 uur |


 

OVER WATER 166: WATERPROBLEMEN UIT DE ‘OUDE DOOS’

 

Recent heb ik de hand kunnen leggen op een drietal RIZA boeken, waarvan twee alle onderzoeken bevatten “naar den toestand van openbare wateren” in Nederland in de jaren 1931 tot en met 1937. Ze bevatten een schat van informatie, ook over het werkgebied waarvoor ik een bijzondere aandacht heb: het huidige waterschap Brabantse Delta.

Enkele voorbeelden uit het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta:

In 1934 kwamen er klachten binnen van den Boerenbond te Goirle en van de hengelaarsvereniging De Ruischvoorn te Tilburg over de vervuiling van de Groote Ley (of Voorste stroom) aldaar. Bij onderzoek ter plaatse werd vastgesteld dat ook de Blauwe Ley ernstig vervuild werd door te Goirle gevestigde industrieën en door gemeentelijk rioolwater. De gemeente Goirle stelde dat de “loozing van het gemeentelijk rioolwater geen bezwaren mede zou brengen.” De Commissie stelde in haar advies dat “de loozing van het vloeibare vuil van de Gemeente wel degelijk bijdraagt tot de vervuiling en dat de aangegeven maatregelen niet tot een bevredigend resultaat zullen leiden.” De Commissie inzake Waterverontreiniging kwam tot een aantal aanbevelingen richting de gemeenten Goirle en Tilburg over te nemen maatregelen, waarbij voorlopig het vloeibare vuil via de Blauwe Ley afgevoerd mocht worden. Hierna trok de Boerenbond haar klacht in. De klacht van de hengelaars werd ongegrond geacht. Gelukkig zijn de zaken aangepakt en wordt er nu hard gewerkt om het stroomgebied van de Ley ecologisch op te waarderen.

In Over Water 164 schreef ik over de mogelijke aanleg van een riolering door de gemeente Teteringen die via het Gallooische Gat zou kunnen gaan lozen op de Mark, waartegen de Mark-Commissie bezwaren had. Het gemeente bestuur heeft na advies de plannen aangepast. De lozing werd omgeleid naar de tochtsloot van het Waterschap de Hooge en Lage Vught waarbij middels een beweegbare schuif bij de Hooge Brug verontreiniging van het polderwater wordt voorkomen. De uitvoering van de werkzaamheden zouden in de loop van 1935 uitgevoerd worden in het kader van de werkverschaffing. 

Ook in het verslagjaar 1935 komt de problematiek van de Groote en Blauwe Ley voorbij. De gemeente Goirle schreef een “Fraterschool” een septic-tank voor. Het Instituut schreef de gemeente Goirle: “dat de oplossing van dergelijke gevallen niet gezocht moet worden in het voorschrijven van septic-tanks of beerputten, doch dat de destijds aangegeven richtlijnen den eenig practisch begaanbaren weg aanwijzen om deze moeilijkheden te boven te komen.” Maar echte oplossingen kosten geld en de gemeente Goirle was toen nog niet echt bereid de portemonnee te trekken.

In 1935 werd er ook veel onderzoek gedaan naar de vervuiling van de Donge. Stroomopwaarts van Riel was de Donge schoon. De aanvoer vanuit Gilzensche Ley bleek ook redelijk schoon. De afvoeren vanuit Rijen en Dongen waren de oorzaak dat de Donge als een echte “vuilwaterloop” ‘s-Gravenmoer binnen komt. De eindconclusie in 1935 was dat “de klachten der stroomafwaarts liggenden zijn dus heden nog even gerechtvaardigd als vijftien jaren en langer geleden.” Het RIZA advies: er moet een gemeentelijke rioolwaterzuiveringsinstallatie te Dongen komen en een uitbreiding van de bezinkinrichting (uit 1925) in de gemeente Gilze en Rijen. De Commissie inzake Waterverontreiniging sprong met dit advies nadrukkelijk in de belangen van het Waterschap de Donge en in die van het Waterschap de Beneden Donge. Na overleg met de gemeentebesturen en de voorzitter van het waterschap De Donge werd een principiële overeenstemming bereikt en werd het Rijksinstituut om een technisch advies gevraagd.

In 1935 richt ook het gemeentebestuur van Oosterhout zich voor advies tot het RIZA. Er waren veel klachten die veroorzaakt werden door het afvalwater van een zeemlederfabriek die konden gaan verergeren door een voorgenomen vestiging van een textielfabriek op het zelfde industrieterrein. Ten zuiden van de bebouwde kom klaagden veehouders wiens belangen werden geschaad. Terwijl aan de noordzijde er visserijbelangen werden geschaad omdat het afvalwater periodiek op het Wilhelminakanaal en het Gooikensgat werd “afgespuid”. “Daar het gemeentebestuur den tijd voor gemeentelijke centrale riolering en zuivering nog niet gekomen achtte, moest naar een verbetering door middel van afzonderlijke maatregelen worden gestreefd.” Er kwam op onderdelen een advies uit dat nu ondenkbaar zou zijn. Voor de textielfabriek kwam het advies het gekleurde verfwater via chemische klaring te ontkleuren. Maar een andere mogelijkheid werd ook geboden: “Nog meer aangewezen leek hier evenwel het laten wegzakken van het verfwater in den grond, waartoe de plaatselijke omstandigheden zich uitstekend leenden.”  “In de op verzoek van het gemeentebestuur opgemaakte ontwerp Hinderwetsvoorwaarden is aan de textielfabriek de keuze tusschen beide mogelijkheden gelaten.” Het water werd in 1935 al wel enigszins beschermd vanwege de stankoverlast en de aantasting van agrarische- en visserijbelangen. De bodem echter nog niet. Het RIZA was in 1935 echt alleen voor de aanpak van de waterverontreiniging.

De gemeente Loon op Zand komt ook voor in het jaarverslag van 1935. Hoe om te gaan met het zuiveringsproces in de drainagevelden van de Nederlandse Heide Maatschappij die dagelijks circa 200 m3 afvalwater van looierijen verwerkt tegen een kostprijs van 6,5 gulden cent per kubieke meter. De uitkomst was de voorwaarde voor lozing dat bij een test waarbij gezuiverd afvalwater “na 4 dagen bewaren in een geheel gevulde, gesloten flesch geen rottingsverschijnselen vertoont.”  Soms hoeven zaken niet ingewikkeld te zijn.

De gemeente Tilburg werd geadviseerd over de bouw van een zuiveringsinstallatie in het stroomgebied van de Ley (waterschap de Dommel). De zuivering zal plaats gaan vinden door middel van chemische klaring, volgens de patenten van Dr. Penschuck.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 165: GEBEURDE HET ALTIJD MAAR SOBER

 

| 01-12-2018 | 09.00 uur |


 

OVER WATER – 165: GEBEURDE HET ALTIJD MAAR SOBER

In de Tweede Kamer werden recent vragen gesteld over de duurder wordende dijkversterkingen. Dijkversterkingsprojecten in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) blijken met regelmaat duurder uit te pakken dan aanvankelijk binnen het HWBP was begroot. Als voorbeeld werd de dijkversterking Gorinchem-Waardenburg langs de Waal gememoreerd, die twee keer zo duur uitgevoerd gaat worden dan aanvankelijk begroot. CDA-Kamerlid Jaco Geurts vroeg de minister of de nieuwe risiconormering de dijken duurder maken. Als dat zo is, moet dan de normering worden aangepast of moet het budget van het HWBP omhoog, vroeg hij zich af.

Volgens minister van Nieuwenhuizen zijn aanvankelijk de kosten van dijkversterkingsprojecten vastgesteld op grond van algemene kengetallen en nu worden de projecten doorgerekend op de echte kosten. “Dat zou kunnen betekenen dat de projecten duurder uitvallen en dan moeten we kijken hoe alles nog soberder kan” aldus de minister.

Ik denk niet dat dit het gehele antwoord is. Ik denk dat de voortgaande politisering van het waterschapsbestuur ook de kosten opjaagt. In juli 2018 schreef ik het stukje “het moet niet gekker worden“, naar aanleiding van een artikel in de media (ANP) met de kop: “Waterschap gaat dijk verlagen na verzet dorpsbewoners”. De dijken rond het Noord-Limburgse dorpje Aijen worden toch niet hoger dan oorspronkelijk afgesproken. Politieke bestuurders worden steeds wankelmoediger als het gaat om ‘eisen’ van burgers. Inspraak en burgerparticipatie leiden, naar mijn ervaring, tot steeds meer tegemoetkomingen naar burgers die de kosten van dijkversterkingen opjagen. Ook worden, om aan die eisen tegemoet te komen, steeds meer technische oplossingen gezocht terwijl vroeger veel vaker werd geaccepteerd dat een hoger wordende dijk ook breder wordt. Uitzichten moeten naar de wens van de ‘eisende’ burgers ook geborgd worden met dure oplossingen en soms belachelijke toezeggingen als dijkverlagingen als gevolg. Mijn eindconclusie in het stukje in juli was: “Dit voorval laat dan ook zien dat de politisering van het waterschapsbestuur in 2008 geen winst is voor de kwaliteit en (financiële) duurzaamheid van de beslissingen.”

Ik verbaas mij ook over de reactie van de minister “nog soberder”. Het probleem is dat sober feitelijk simpel is. Hoger betekent breder. Maar in dit volle landje met politici, die niet verder denken dan de volgende verkiezing en de dijkverbeteringsronde van vandaag in combinatie met ‘participerende’ burgers, is sober uit de mode. Technische oplossingen gecombineerd met het modewoord innovaties leiden tot onnodige kostenstijgingen en korte termijn oplossingen. Als aan de normen die nu gelden wordt voldaan is het volgens veel politici al OK. Terwijl, zeker als het gaat om dijkversterkingen, men zou moeten realiseren dat ook volgende versterkingen kosteneffectief tot stand moeten kunnen komen. Dijken liggen er voor honderden jaren. En zullen dus zo ontwikkeld en versterkt moeten worden dat ook toekomstige waterschapbestuurders kosteneffectief door kunnen gaan met versterkingen. Ik zie tal van voorbeelden waarbij niet wordt nagedacht over de verdere toekomst. Wie dan leeft die dan zorgt lijkt het uitgangspunt van de politieke bestuurders.

De suggestie van het eventueel aanpassen van de normen is helemaal het kind met het badwater weggooien. 

Louis van der Kallen