OVER WATER -71: PLANKTOTHRIX RUBESCENS

 

| 24-12-2016 | 10.30 uur |


 


OVER WATER – 71

 

21 december
Vandaag een letter of commitment getekend, waarin ik namens het waterschap Brabantse Delta verklaar dat wij samen met de andere partners gaan samenwerken aan een Vitaal Leisure Landschap in de regio Hart van Brabant. Het plan 2017-2020 en het werkplan 2017-2020 van het Vitaal Leisure Landschap bevatten voor het waterschap tal van onderwerpen, die een bijdrage leveren aan de kerntaken van het waterschap, zoals het realiseren van EVZ’s, beekherstel, waterberging en het robuuster maken van het watersysteem. Ook onderwerpen zoals het zorgen voor een klimaat bestendig water- en natuursysteem, uitgewerkt in de projecten: natuurnetwerk hart van Brabant, omgaan met klimaatverandering en de Zuiderwaterlinie, kunnen een stevige bijdrage leveren aan onze waterdoelen.

Bestuurlijk overleg over de plannen met de A58. Voorbij kwamen: de aansluiting Best, het knooppunt Annabosch, het knooppunt de Baars, de inpassing Oirschot, de beekpassages en de Anneville eik.   

de-kuil-0222 december
Onder weg naar De waterzuivering Nieuwveer ben ik gaan kijken bij de De Kuil in Prinsenbeek, waar een vrij zeldzame algensoort voor een paarse verkleuring van het water zorgt. Dit verschijnsel staat bekend als ‘Bourgondisch Bloed’. De voorkomende algensoort, Planktothrix rubescens genaamd, veroorzaakt een paarse tot rode kleur van het water. Het verschijnsel ‘Bourgondisch Bloed’ dankt die naam aan de slag bij Murten (Zwitserland) in 1476. Daar werd het leger van Karel de Stoute, de hertog van Bourgondië, door de Zwitsers verslagen. De vele gesneuvelde soldaten werden in het meer van Murten gegooid en hun bloed kleurde destijds het water rood. De algensoort in De Kuil groeit in de diepere waterlagen en is nu ook aan de oppervlakte zichtbaar nadat de verschillende waterlagen van de zwemplas zich hebben vermengd door de najaarsafkoeling en de wind. de-kuil-01In tegenstelling tot veel andere algen groeit deze soort goed in relatief schoon en helder water. Zo leren we iedere dag. In dit geval dat ook in de winter en in schoon water algen een probleem kunnen opleveren voor mens en dier. Helaas voor mij, maar goed voor de natuur,  was de verkleuring al minder zichtbaar. In de morgen een presentatie over het waterschap gegeven aan de bezoekende Probusgroep Het Markiezaat uit Bergen op Zoom. Het was leuk stad/streekgenoten uitleg te mogen geven over het waterschap. Daarna was de eindejaarsbijeenkomst van het waterschap en heb ik met veel medewerkers gesproken. 

Louis van der Kallen  

 


OVER WATER – 68

 

| 03-12-2016 | 20.30 uur |


 


OVER WATER – 68 

 

Deze keer heb ik gelezen: “Samen werken aan een veilige en mooi Maas, het klimaat verandert” en “Samen werken aan een veilige en mooi Maas, regionaal voorstel Maas 2016”. Twee stukken die het lezen waard zijn. Het betreft de omschrijving van zes zogenoemde koploperprojecten tussen Eijsden en Geertruidenberg. De stukken zijn voor iedere bestuurder van gemeenten langs een rivier het lezen waard omdat ze prachtig laten zien hoe rivierverruiming, dijkversterking en gebiedsontwikkelingen gecombineerd kunnen worden en uitgevoerd met veel extra geld uit Haagse potjes.

28 november
Bestuurlijk overleg met wethouder Jan-Willem Stoop van de gemeente Drimmelen.  Agendapunten waren onder andere: het buurtwaterfonds, de handreiking kinderboerderijen en klimaatbestendig waterbeheer, de keuzewijzer stadswateren, de samenwerking in het watersysteem en de waterketen, de verbetering van de regionale waterkeringen met bijzondere aandacht voor het tracé rond de haven van Terheijden en de aanpak van de wateroverlast in het bemalingsgebied Zonzeel middels een gezamenlijke aanleg van een EVZ (ecologische verbindingszone).

29 november
groen-beursEen gezamenlijke evaluatiebijeenkomst/versnellingsatelier van DB, directieteam en een aantal betrokken medewerkers over de participatie in projecten waarbij het waterschap betrokken is. Er valt nog veel te verbeteren. Geleerd heb ik ook. Niet altijd is participatie kansrijk. Projecten moeten wel voor de deelnemers overzichtelijk zijn. Daarna DB vergadering met als agendapunten onder andere: sturen op hoofdlijnen, voortgangsrapportage waterstaatskundige toestand, het projectplan Roode Vaart, de samenwerkingsovereenkomst met de vereniging “Markdal, duurzaam & vitaal”, de nota reikwijdte en detailniveau van de dijksversterking Geertruidenberg en Amertak. 

In de middag een bezoek gebracht aan de beurs “Future Green City” in Den Bosch met een mooi lezingenaanbod. Stands die mij opvielen waren: van www.roofupdate.nl (veel voorbeelden van groene, energie en waterdaken), www.duragreen.nl (met o.a. voorbeelden geluidsschermen vergroenen) en www.hydrorock.com (over het voorkomen van wateroverlast en verdroging met ecologisch verantwoorde oplossingen). Maar zeker de stand van de Nationale Bomenbank.
oude-eikHet bezoek aan de stand en de website gaven mij het gevoel dat de conclusie van Rijkswaterstaat dat de monumentale zomereik in de middenberm van de A58 bij Ulvenhout omgehakt zou moeten worden vanwege de toekomstige verbreding van de snelweg, wel makkelijk genomen lijkt. Volgens Rijkswaterstaat is de 140 jaar oude eik boven en onder de grond onderzocht op conditie, stabiliteit en breukgevoeligheid. Uit dat onderzoek bleek dat de eik het uitgraven en verplaatsen niet zou overleven. Als ik kijk naar de verplaatsing van twee linden bij de A2 verbreding bij Den Bosch (150 tot 200 jaar oud met een totaal gewicht van kluit, bomen en kluitverpakking van ongeveer 200 ton), dan denk ik onze ‘Anneville’ verdient een reddingspoging!

30 november
In de morgen een ontbijtbijeenkomst in de Blokstallen te Bergen op Zoom, georganiseerd door de stichting in oprichting Timelaps die in het jaar 2019 het denken over de toekomst van de regio met tal van bijeenkomsten centraal wil stellen. Het is altijd goed over de (verre) toekomst na te denken. Als waterschap doen wij dat op zaken als waterveiligheid, zeker waar we nu al aan het werk zijn om tegen 2050 te kunnen voldoen aan de uitdagingen waar we dan voor gesteld worden. Aan mijn ontbijttafel was het voor de disgenoten wel moeilijk om het droomniveau te ontstijgen. Hierbij moest ik mijzelf ook de vraag stellen: wat is nu een droom en kan dan werkelijkheid zijn? Wat waren de gedachten over de toekomst in 1980 en hoe is de werkelijkheid nu? Voor mij is het uitgangspunt in dit soort discussies toch altijd: hoe kunnen we de maatschappij een zetje in de goede richting geven (groener, waterbewuster, beperken van hittestress en wateroverlast) en wat kan mijn bijdrage hier aan zijn en wat is de rol van een functionele democratie als het waterschap hierbij?

1 december
Een middag STOWA in de Mariënhof te Amersfoort. De STOWA bestaat 45 jaar en dat is een reden om eens goed te laten zien wat zij aan kennisontwikkeling voor de waterschappen doen. Dat gebeurde in de prachtige ambiance van de Mariënhof een gebouw dat de geschiedenis ademt. Er waren presentaties/discussies over: de aanpak van nieuwe stoffen, energie- en grondstoffenterugwinningen en over wateroverlast. Wat mij het meeste trof was de discussie over ‘nieuwe stoffen’ die pas recent de aandacht krijgen die ze verdienen. Ik schreef er vaker over o.a. over bijvoorbeeld dat medicijnresten in onze zuiveringen  bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van resistente bacteriën. Het verbaast mij dat men zich keer op keer laat verleiden tot discussies over normeringen. Alsof we voor de ruim 100.000 verschillende stoffen die nu al in het afvalwater voorkomen normen kunnen stellen en die dan ook stuk voor stuk tegen redelijke kosten kunnen meten en reduceren. Met oxidatie en actieve koolabsorptie kunnen voor sommige van de nu gemeten stoffen soms bemoedigende resultaten worden behaald. Maar is dat genoeg? In mijn beleving zijn het grotendeels zinloze discussies tussen bestuurders en politici die zelden kaas hebben gegeten van de aard en mogelijke effecten van die meer dan 100.000 stoffen die we nu al in afvalwater detecteren. Voor mij is het helder: uitgangspunt zou de nul norm moeten zijn. En het rare is die is haalbaar! In 2004 werd door het waterschap Rijn en IJssel te Varsseveld een zuivering uitgerust met membraantechnologie om van de Boven Slinge weer een gezond water te maken. Dat lukte deels door deze super zuivering. Helaas bouwde het waterschap deze zuivering weer om tot een conventionele zuivering met nabezinktanks. Bij het gebruik van membraantechnologie kan men echt alle stoffen uit het water halen tot de nul norm. Die technologie heeft zich de afgelopen jaren enorm ontwikkeld en is mede daardoor steeds goedkoper geworden en kan nog verder ontwikkeld worden. De winst voor de ecologie en de volksgezondheid is potentieel groot. Maar deels niet in geld te berekenen. Ik zou graag zien dat de STOWA en de waterschappen deze ‘ideale’ oplossing voor alle verontreinigingen samen met de membraanindustrie verder zouden ontwikkelen. Aan het einde van de middag was er een inspirerende presentatie van Anjo Travaille van Bovenkamers over gedragsbeïnvloeding.

In de avond heb ik de fractievergadering van Ons Water/ West-Brabant Waterbreed bijgewoond ter voorbereiding van het AB van 7 december.

2 december
Vandaag de Unie commissie waterkeringen ten stadhuize van Dordrecht met als agendapunten onder andere: de procesbegeleiding beoordeling waterkeringen, de visie op de regionale keringen, de basiseisen zorgplicht waterkeringen, het landelijk draaiboek beoordeling primaire waterkeringen en een communicatieplan. Daarna was er een thema sessie waarbij ik koos voor een discussie over het plan Spaargaren. We publiceerden daar eerder over.

Het verbaast mij keer op keer dat men net doet of het plan van sluizen in de Nieuwe Waterweg iets nieuws is. Reeds in de jaren zestig werd er al geschreven over het stoppen van het zoetwaterlek (800 kubieke meters per seconde) in de Nieuwe Waterweg. Ik verwijs dan graag naar: “De waterhuishouding van Nederland” (een nota samengesteld door Rijkswaterstaat, uitgegeven door de Staatsuitgeverij in 1968) en naar: “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland” (een rapport van de centrale commissie voor de drinkwatervoorziening 1965, uitgeven door de Staatsuitgeverij in 1967). Er is, zo blijkt, vaker niets nieuws onder de zon. Helaas wordt er veel gepraat in dit land en te zelden iets uitgevoerd. Doorschuiven is een politieke kwaal van alle tijden, waarna een nieuwe lading gekozenen zonder kennis van de geschiedenis weer ‘mooie’ verhalen vertellen zonder zich te verdiepen in onze geschiedenis of de onderwerpen waarover gepraat of besloten wordt. En zij zich daarna afvragen waarom de bevolking geen vertrouwen meer in hen heeft. 

Louis van der Kallen 

 


OVER WATER – 49

 

| 16-07-2016 | 12.30 uur |


 


OVER WATER – 49 

 

12 juli
stuwEen bijeenkomst met het voltallige college van Breda over waterzaken, zoals de discussienota’s Zoete Delta en het Bredaas waterkompas en de plannen voor het voormalig CSM-terrein, Corbion en Emer-zuid. In het gesprek heb ik de leden van het college van B&W onder andere gewezen op de watergerelateerde mogelijkheden, die hun rijke cultuurbezit en de vestingrelicten van Breda bieden en op de kansen voor Breda voortkomend uit de provinciale plannen ten aanzien van de Zuiderwaterlinie.

Later op de middag een gesprek met twee ambtenaren van Rijkswaterstaat over het project A27 Houten-Hooipolder.

13 juli
In de morgen een presentatie van Victor Witter over de dijkverbeteringen van 1953 tot heden.

Aan het begin van de avond een coalitieoverleg over de agendapunten van het AB. Daarna het AB met als hoogtepunt de Kadernota 2017 – 2020. De schriftelijke inbreng in van de fractie Ons Water/Waterbreed was:

De fractie Ons Water / Waterbreed heeft de Kadernota 2017-2026 met genoegen gelezen en bediscussieerd. We willen het DB en de organisatie bedanken voor hun inzet en betrokkenheid die hebben geleid tot een goed leesbaar document van hoge kwaliteit. Het voeren van ‘Koersvast en financieel bestendig’ beleid wordt door onze fractie ten volle onderschreven. We kijken met een positief gevoel terug op de rol die we als AB ‘aan de voorkant’ hebben kunnen vervullen. Onze inbreng tijdens de beeldvormende en oordeelvormende sessies zien we terug in de Kadernota. Daarmee vormt deze Kadernota een goed voorbeeld van de manier waarop het AB proactief en op hoofdlijnen sturing kan geven.

Financieel bestendig
In de algemene beschouwingen van 2014 en 2015 heeft onze fractie nadrukkelijk aandacht gevraagd voor duurzaam financieel beleid. Het doet ons dan ook deugd dat dit een belangrijk onderdeel vormt van de Kadernota 2017-2026. We zetten hiermee een belangrijke stap in de zoektocht naar evenwicht in het spanningsveld tussen Opgaven – Schulden – Tarieven.

Tarieven
De geschetste ontwikkeling van de tarieven is aanvaardbaar en pakt voor de meeste voorbeeldaanslagen gunstiger uit dan in de vorige Kadernota. Het is een goede keuze de nog niet gereserveerde incidentele baten in te zetten om de tarieven op een aanvaardbaar niveau te houden.

Schulden
De groei van de schuldpositie wordt ten opzichte van voorgaande jaren getemperd. Van de onderzochte varianten komt het verhogen van de activeringsgrens in combinatie met het naar de exploitatie brengen van de bouwrente als beste uit de bus. Onze fractie kan instemmen met de voorkeursvariant. We vragen wel opnieuw aandacht voor de absolute schuldpositie, naast het algemeen geaccepteerde kengetal netto schuldquote.

Opgaven
De fractie Ons Water / Waterbreed wil geen concessies doen aan de wijze waarop ons waterschap haar kerntaken vervult. Veiligheid heeft de hoogste prioriteit en het bestaande niveau voor het watersysteem, de zuiveringstaak en de dienstverlening wordt gehandhaafd. Het investeringsvolume is niet neerwaarts aangepast en daar kunnen wij mee instemmen. Mogelijk moeten wel scherpe keuzes gemaakt worden over welke investeringen we prioriteit geven om ons beleid daadwerkelijk koersvast te kunnen noemen.

Koersvast
Ons Water / Waterbreed is voorstander van het voortzetten van het beleid zoals dat is opgenomen in het bestuursakkoord en het Waterbeheerplan 2016-2021. We zijn goed op weg, maar er moet ook nog veel gebeuren. Het AB heeft een aantal aandachtspunten meegegeven die in de Kadernota zijn verwerkt. Onze fractie merkt daarover het volgende op.

Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit verder te verbeteren, vragen we het DB eerst intern te kijken en te onderzoeken of verbeteringen aan de RWZI’s mogelijk zijn. De werking van onze zuiveringen is vaak nog gebaseerd op traditionele technieken die al decennia in gebruik zijn. Het toepassen van nieuwe technieken, zoals het Fuzzy Filter, kan een belangrijke bijdrage leveren aan de waterkwaliteit. De drie RWZI’s die nu worden aangepakt zijn een goede eerste stap. De waterkwaliteit wordt ook beïnvloed door het doen en laten van anderen. We vragen het DB richting deze partijen als volgt te handelen: de koplopers worden gehuldigd (bonus), het peloton wordt gemotiveerd (stimulerende middelen) en de gelosten worden uit de koers gehaald (handhaving).

Medicijnresten
Die stimulerende middelen mogen uiteraard niet in het oppervlaktewater terecht komen. Naar verwachting groeit het probleem van medicijnresten en we ondersteunen de proactieve en actieve houding die in de Kadernota wordt voorgesteld. De inzet van ons waterschap moet wel zijn dat de kosten gedragen worden door de degene die het probleem veroorzaakt: ‘de vervuiler betaalt’.

Beregeningsbeleid
Het beregeningsbeleid staat op hoofdlijnen vast. Waar de betrokkenen vragen om maatwerk, moet ons waterschap bereid zijn dat te leveren. Het mag in het algemeen niet zo zijn dat ondernemers door regelgeving belemmerd worden in hun bedrijfsvoering, als deze regelgeving op dat moment en op die locatie geen bijdrage levert aan nagestreefde doelen. We roepen het DB op het overleg met gebiedspartijen over het beregeningsbeleid voort te zetten en maatwerk te leveren waar dat kan.

Impact klimaatverandering
zware regenOnze grootste zorg is de klimaatverandering en de gevolgen die dit heeft voor ons waterschap. We zijn er als waterschap voor verantwoordelijk dat de risico’s op wateroverlast beperkt blijven, volgens de regels die in de provinciale verordening en in de peilbesluiten zijn vastgelegd. De stelling dat onze verwachtingen gebaseerd zijn op een actueel scenario, lijkt te worden ingehaald door de werkelijkheid. In 2015 is op diverse plaatsen in ons werkgebied grote schade ontstaan door wateroverlast. De extreme neerslag medio juni 2016 is aan ons voorbij gegaan, maar in Oost-Brabant en Limburg is de gewasschade niet te overzien en dreigt faillissement voor gedreven agrarische ondernemers. Hoewel we nog steeds spreken over incidenten, doen deze extreme situaties zich steeds vaker en heftiger voor.  Wat kan ons waterschap doen om in te spelen op zware buien die in korte tijd veel neerslag geven? Het is een algemene denklijn dat we vanwege de hoge kosten het watersysteem niet in kunnen richten, zodanig dat het bestand is tegen deze extremen. Onze fractie wil niet direct deze denklijn ter discussie stellen, maar vraagt het DB wel om een nadere kwantitatieve onderbouwing hiervan.  Deze gegevens kunnen het DB en het AB ondersteunen bij het prioriteren van investeringen. Scherpe keuzes kunnen noodzakelijk zijn om ons watersysteem robuuster te maken. In de Kadernota wordt geraamd dat de netto lasten voor het watersysteem in 2017 en 2018 met 7%, respectievelijk 6% stijgen. Daarna vlakt de stijging sterk af naar gemiddeld 2% in de periode 2020-2026. Onze fractie vraagt zich af of dat wel voldoende is, gezien de grote uitdagingen waar we voor staan. We hebben vertrouwen in de watergebiedprogramma’s, waar samen met gebiedspartners wateropgaven gerealiseerd worden. We weten dat er gesprekken gevoerd worden met gebiedspartners, onder andere in de vorm van de sterk door ons bepleite huiskameroverleggen. De uitwerking van de vangst van deze bijeenkomsten tot concrete maatregelen in het veld mag niet lang op zich laten wachten. We roepen het DB op de kennis en ideeën van inwoners, agrariërs en gebiedspartijen actief te ontsluiten en in te zetten voor het robuuster maken van het watersysteem. Vaak kan met een beperkte financiële inzet tot een verbetering van het watersysteem gekomen worden. Die kansen mogen we niet laten liggen! Ook het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer kan een bijdrage leveren. We vragen het DB op korte termijn met de provincie en andere waterschappen tot afspraken te komen over extreme neerslagsituaties, die buiten de bestaand normen voor de aanpak van wateroverlast vallen. We worden hier als AB graag over geïnformeerd. Twee mogelijke maatregelen die schade door extreme neerslag kunnen beperken willen we met name noemen. Ten eerste het inzetten van vaak lager gelegen natuurgebieden voor het tijdelijk bergen van water. De inzet van natuurgebieden voor dit doel vermindert de economische schade en past in het streven naar multifunctioneel gebruik van gronden. Onze fractie roept het DB op deze maatregel waar mogelijk op te nemen in de watergebiedprogramma’s. Ten tweede kan in het maaibeleid een slag gemaakt worden, door dit in overleg met de grondeigenaren efficiënt en effectief uit te voeren. De afvoercapaciteit van watergangen moet jaarrond op orde zijn en het slootvuil moet op een goede manier verwerkt kunnen worden.

Tot slot
Onze fractie kan instemmen met de Kadernota 2017-2026. Dat betekent niet dat we achterover kunnen leunen. Ons mooie waterschapswerk vraagt voortdurend aandacht en is nooit klaar!”

Onze bijdrage aan het mondelinge debat was:

De fractie Ons Water / Waterbreed bespeurt in de algemene beschouwingen van onze collega fracties een grote mate van eensgezindheid. We waarderen het dat we er als bestuur, samen met onze medewerkers, de schouders onder willen zetten. In deze eerste termijn brengen we kort een aantal speerpunten naar voren.

Wateroverlast
Eén van onze kerntaken is voldoende water, niet te veel en niet te weinig, van goede kwaliteit. We hebben de afgelopen weken de rampzalige gevolgen van extreme neerslag in het zuidoosten van ons land kunnen zien. In ons werkgebied zijn we er relatief goed vanaf gekomen. Dit keer wel. De inspreker heeft ons laten zien dat ook in ons werkgebied niet iedereen droge voeten heeft. We weten inmiddels dat deze ‘incidenten’ regelmatig terug zullen keren en feitelijk geen incidenten meer zijn. U deelt onze zorg en werkt aan een strategie rond extreme neerslag. We horen graag van u wanneer u deze strategie met het AB kunt delen.

Kosten robuuster watersysteem
We hebben u gevraagd te kwantificeren wat het betekent het watersysteem robuuster te maken. Hierop hebben we in uw schriftelijke reactie nog geen antwoord mogen ontvangen. Dit is naar onze mening wel noodzakelijk, omdat we niet per se het uitgangspunt kiezen dat ‘aanpassen van het watersysteem onbetaalbaar is’. Op basis van feiten en cijfers willen we weloverwogen keuzes kunnen maken, om ook in de toekomst aan de normen te kunnen blijven voldoen.

Natuurgebieden als waterberging
Eén van de keuzes die we in ieder geval willen maken, is het multifunctioneel inzetten van gronden om schade door wateroverlast te beperken. Voor het bergen van water in natuurgebieden moet wat ons betreft het ‘ja, tenzij’ principe gelden. Dat betekent dat de natuurgronden, die de laagste economische waarde hebben, altijd worden ingezet voor waterberging als gronden met een andere functie, dat kan zijn stedelijk of agrarisch, daar profijt van hebben.

Maaibeleid
We zijn er van overtuigd dat in de werkzaamheden in het veld nog winst te behalen valt, om de afvoercapaciteit van het watersysteem te verbeteren. Er moet op tijd en goed gemaaid worden. Als de Flora en Faunawet een belemmering vormt om tijdig te maaien, moet een ontheffing aangevraagd worden. Uitstellen van werkzaamheden mag geen automatisme zijn, er moet per gebied maatwerk geleverd worden dat leidt tot het juiste evenwicht tussen de waterafvoerende functie van een watergang en de ecologische waarde. Ecologisch maaibeheer kan naar onze mening alleen worden toegepast als dat geen negatieve invloed heeft op de afvoercapaciteit. Daarbij moet niet alleen naar de theoretische normen worden gekeken, maar juist naar de praktische situatie. We roepen het DB op hierover in overleg te gaan met aanliggende grondeigenaren. Terecht merkt u op dat in het werkgebied veel kennis en ervaring voorhanden is, die benut moet worden.

Peilbesluiten
We merken in enkele gebieden dat de peilbesluiten niet meer aansluiten bij de praktijk. Dat wordt bijvoorbeeld in gebieden rond Sprang-Capelle / Waalwijk en Hoeven veroorzaakt door bodemdaling. We vragen het DB om een overzicht van de verschillende peilbesluiten met de datum waarop deze volgens planning herzien zullen worden. Daarnaast vragen we het DB om een quick-scan van de peilbesluiten om te bepalen of het voor bepaalde gebieden noodzakelijk is het herzien van de peilbesluiten naar voren te halen.

Waterkwaliteit
We hebben in de algemene beschouwingen onze zorg uitgesproken over de waterkwaliteit. Deze zorg lijkt door ons allen gedeeld te worden. Er zijn al veel inspanningen gepleegd en we zijn op de goede weg. Een tandje erbij mag, zowel binnen het waterschap als richting andere partijen, maar niet door extra wet- en regelgeving bovenop de nationale wetgeving. Terecht geeft u aan dat sprake moet zijn van een gelijk speelveld. We vragen het DB in te blijven zetten op het belonen van de voorlopers. Goed voorbeeld doet immers volgen en dat brengt de grote middengroep op een hoger niveau. Handhaving van bestaande wet- en regelgeving moet er voor zorgen dat de rotte appels uit de mand gehaald worden. De goeden mogen niet onder de kwaden leiden.

De fractie ging akkoord met de kadernota 2017 – 2020.

14 juli
In de morgen een fotosessie met het team Dijkverbetering Geertruidenberg/Amertak

suikerunieIn de middag het symposium “Samen duurzaam vooruit” bij de Suikerunie in Stampersgat.

Met een keur van sprekers. Voor mij opvalt waren Marco Waas van Akzo-Nobel die voorbeelden liet zien dat landbouwproducten heel goed verwerkt kunnen worden in chemische producten. Dit leidde wel tot enige discussie over ‘voedsel’ in de chemie. Als of dat iets nieuws zou zijn. Al honderden jaren worden ‘voedsel producten’ als visolie, lijnzaadolie, sojaolie en zonnebloemolie gebruikt om verven van te maken. Ik vind het keer op keer bijzonder dat biobased wordt gebracht als iets nieuws. Vroeger waren alle verpakkingsmiddelen en kleding gemaakt van natuurproducten dus biobased. De economie was dus biobased. Zoals wel vaker, we geven het een nieuwe naam en we doen er ‘duur’ mee. Een andere opvallende spreker was voor mij Joris Baecke. Hij was degene die het belang van water benoemde. De opmerking die mij het meest aan het nadenken zette kwam van Taco Kingma van Friesland Campina. De gemiddelde leeftijd van boeren in de wereld zou, volgens hem, 56 jaar zijn. In Japan zelfs 65 jaar. Als dat werkelijk zo is, vind ik dat buitengewoon zorgelijk. Het boerenleven, het produceren van voedsel, moet wel aantrekkelijk blijven voor jongeren. 

In de avond een buurtbijeenkomst in Bergen op Zoom over de herinrichting van drie straten en de aandacht voor waterberging., waarbij getracht gaat worden bewoners te verleiden hun tuinen, die vanwege te vervangen leidingen overhoop gehaald worden, bij het opnieuw inrichten deze te vergroenen en minder te verharden.

Louis van der Kallen 

 


OVER WATER – 45: VAN STROOIZOUT NAAR SAP/ UNIE BESTUURDERSDAG 2016

 

| 18-06-2016 | 17.30 uur |


 


OVER WATER – 45

 

GEEN STROOIZOUT MAAR ‘SAP’?
bermgras maaienDe wegen niet strooien met zout, maar met sap uit bermgras. Het lijkt een onwaarschijnlijk scenario, maar soms kan een wild idee mogelijkheden bieden om de verzilting door strooizout terug te dringen. Samen met de TU Delft en de aannemers Van Gelder en Van Bodegom gaat de provincie Noord-Holland onderzoeken of het mogelijk is om wegen niet te strooien met zout, maar met sap uit bermgras. Komende winter wordt er een kleine praktijkproef gedaan bij provinciale steunpunten en bij enkele provinciale bushaltes. Het begon allemaal toen Hillebrand Breuker, een projectleider bij de provincie Noord-Holland, proefde hoe zout het sap was dat overbleef na het persen van bermgras. Omdat de afdeling van Breuker ook verantwoordelijk is voor de gladheidbestrijding, was de link snel gemaakt. TU Delft gaat onderzoeken of het grassap kan werken als gladheidbestrijding. Dat gebeurt met een relatief eenvoudige proef. Er worden grote ijsklonten gemaakt en daar wordt grassap en strooizout op gegoten. Daarna wordt op vaste tijden gemeten hoeveel vloeistof eraf komt. Zo kan in beeld worden gebracht hoe goed de dooiwerking is ten opzichte van normaal strooizout.

Voor mij als waterschapsbestuurder zijn dit prachtige proeven. Hiermee wordt mogelijk een toepassing gevonden voor bermmaaisel en tegelijkertijd kan de verzilting als gevolg van strooizout worden teruggedrongen. Er komt, bij de toepassing van dit sap, geen nieuw zout meer in het watersysteem en het zout wat in de bodem zit wordt, via de gemaaide planten, opnieuw gebruikt en zal door afvloei ook langzaam uit het water- en bodemsysteem verdwijnen. Dat kan op de lange termijn betekenen dat het sap uit bermmaaisel minder zout wordt en op den duur minder bruikbaar. Dan zal uiteindelijk toch weer tot het (deels) toepassen van strooizout moeten worden overgegaan. Maar iedere vermindering van het gebruik van strooizout is, ook al is het tijdelijk, belangrijk. Ik zie uit naar de resultaten, om het dan mogelijk ook in het werkgebied van ons waterschap toe te kunnen gaan passen. Voor meer informatie lees het artikel op de website van de provincie Noord-Holland.

13 juni
best dag enschede 01Vandaag de gehele dag doorgebracht in Enschede en omgeving op de bestuurdersdag van de Unie georganiseerd door het waterschap Vechtstromen. De start van het officiële programma was een lied gezongen door Ellen ten Damme, grotendeels bestaande uit de tekst van het gedicht van Hendrik Marsman “Herinnering aan Holland”

“Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,

rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;

en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,

boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.

de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,

en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.”

Het werd in het jaar 2000 gekozen tot ‘Gedicht van de Eeuw’ in Nederland.

Ik ben wel vaker naar de jaarlijkse bestuurdersdag geweest, maar dit was voor mij wel de meest inspirerende opening! Daarna werden we welkom geheten door Burgemeester Onno van Veldhuizen, die meesterlijk omging met de plagende vragen over FC Twente. Hij memoreerde dat Enschede de laatste grote stadsbrand 1862 (in vredestijd) in Europa en de vuurwerkramp hadden door staan en te boven waren gekomen. In welke divisie dan ook, nu zou er weer iets moois uit voortkomen. Hij besloot met “Sta op als je voor Twente bent”. Mijn complimenten. Pas 8 maanden burgervader in Enschede en al helemaal thuis.

In de ochtend kwam ook Anne Buningh, studente aan de Universiteit van Twente, aan het woord over hoe jongeren te betrekken bij het waterschap. Het was een goed verhaal. Alleen alle ‘grijze duiven’ in de zaal vergelijken met de groten der aarde, was wel een tikkeltje overdreven.

Daarna was er een presentatie van futuroloog Wim de Ridder. Hij ging in op de toekomst van het waterschap en het waterbeheer. Op 4 februari dit jaar had ik ook het genoegen naar hem te mogen luisteren op het Rioned symposium. Er waren veel herkenningspunten. Hij voorzag een geautomatiseerde ziektediagnose op basis van ons afvalwater. Hij riep de zaal op ‘door te gaan met vernieuwen totdat iedereen zijn eigen afvalwater hergebruikt’. Hij voorzag dat de waterschappen zich zouden kunnen ontwikkelen tot regisseur van de digitalisering van het gemeentelijk waterbeheer.

In de middag koos ik voor de excursie naar de waterberging Kristalbad. Een 40 hectaren grote waterberging tussen de steden Enschede en Hengelo. Een prachtig project van het voormalige waterschap Regge en Dinkel, dat het best omschreven wordt met de woorden: “Schakel tussen stad en land , droog en nat”, te lezen op de informatieborden. In deze waterberging worden tal van (neven)doelen gerealiseerd, zoals stedelijke uitloopgebied, EVZ, recreatiegebied en nazuivering van het effluent van een afvalwaterzuivering die afwatert in de Elsbeek. De Elsbeek loopt uiteindelijk door Hengelo en in het verleden verspreidde deze geuroverlast. Onderstaande foto’s laten een mooi geslaagd project zien dat, als het moet, 200.000 kubieke meter water kan bergen. Het mooiste vond ik dat, door compartimentering, er zelfs een soort van eb en vloed kan worden gecreëerd waardoor er een bijzondere biotoop is ontstaan. Mede hierdoor zijn er al meer dan 160 vogelsoorten waargenomen. Ondanks de weersvoorspellingen, werd het een zonnige wandeling die begon bij het Twente kanaal en eindigde bij de Hengelose kant van het Kristalbad waar de Elsbeek de berging, nagezuiverd en wel, weer verliet.

Bij het vertrek kreeg ik een tasje mee met folders en een boekwerk over het Kristalbad, een lezenswaardig boek. Ik trof ook aan een door het waterschap Vechtstromen uitgegeven waterbelevingskaart met tal van te bekijken toeristische objecten, zoals: zwemplassen, landgoederen, bouwkundige waterbezienswaardigheden (sluizen, watermolens, stuwen en gemalen). Een voorbeeld om na te volgen. Ik heb het dan ook de volgende dag gelijk laten zien aan onze afdeling communicatie.

Louis van der Kallen

best dag enschede 02 best dag enschede 03 best dag enschede 04

 

 


OVER WATER – 6

 

| 12-07-2015 | 09:00 uur |


 

29/30 juni
Twee dagen heisessie in landgoed de Rosep te Oisterwijk. Inhoud: teambuilding, verwerken van de ergernissen, bij de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord opgedaan, begin maken van het meer concreet maken van de daarin gemaakte afspraken.

2 juli
PHO (portefeuillehouderoverleg) over de Waalwijkse plannen voor een nieuwe insteekhaven. En even bijpraten inzake de Overdiepse Polder. Later op die dag overleg met twee wethouders en enkele ambtenaren van de gemeente Waalwijk over die plannen en de rol van ons waterschap daarbij. Het voelde vertrouwd. Het onderwerp was al in mijn vorige periode als DB lid voorbij gekomen. Het is fijn dat er nog gemeenten zijn die vooruit kijken en nieuwe economische ontwikkelingen willen faciliteren. Een nieuwe haven graven, die een dijk doorbreekt, betekent ook voor het waterschap werk aan de winkel. Niet alleen om de veiligheid te verzekeren, maar ook om bij de nieuwe situatie de waterafvoer goed te regelen.

3/5 juli
Inlezen en voorbereiden van het bestuurlijk overleg met de gemeente Gilze en Rijen. Ook hier speelt het één en ander. 

6 juli
In de middag twee gesprekken met wethouders van de gemeente Gilze en Rijen. Met wethouder Starreveld over de samenwerking bij wat er moet gebeuren in het watersysteem en de afvalwaterketen en een gesprek met wethouder van der Veen over de voortgang van de realisering van de ecologische verbindingszone voor de boomkikker.
Vroeg in de avond een gesprek samen met collega Jaap van Dam van het algemeen bestuur (AB) over het waterschap voor de radio zuidwest.
Daarna een gesprek met collega raadsleden bij het natuurpodium Brabantse Wal in de Stayokay over de realisering en invulling van het bezoekerscentrum met o.a. aandacht voor de natuurontwikkeling en de waterwinning in dit gebied.

7 juli
fractievergaderingVergadering van de fractie Ons Water/Waterbreed in een tuin te Sprang-Capelle van fractielid en agrarisch ondernemer Wim Spierings, die na een val en ziekenhuisopname op deze wijze weer paraat kon zijn.

8 juli
Thema AB over de kadernota waarbij de AB leden kleur moesten bekennen en moesten laten zien wat voor accent er gelegd moet worden bij de vormgeving van een duurzaam financieel beleid. Er moest gekozen worden tussen de meeste aandacht voor: de heffingen, de wettelijke taken/ambities of voor beperking van de schulden. Ik was nieuwsgierig of ik, net als bij de heisessies voor het DB, als enige zou kiezen voor beperking van de schulden. Van de ongeveer 30 aanwezige AB leden en steunfractieleden waren er slechts twee (ik en fractiegenoot de Ger de Neve) die kozen voor beperking van de schulden. Alle anderen kozen voor beperking van de heffingen of voor de wettelijke taken/ambities. Van belang is te beseffen dat er een samenhang is tussen die accenten. Als we de wettelijke taken als dijkverbeteringen en zuivering als minimale norm nemen zal het duidelijk zijn dat de investeringen daarin nu (middels de heffingen) of straks (gefinancierd met leningen) betaald zullen moeten worden.

9 juli
In de morgen een gesprek met één van de boeren in de Overdiepse Polder over zijn ervaringen met de realisering van het project. In de middag heb ik een presentatie gegeven over het project Overdiepse Polder aan een 22 Chinese topambtenaren belast met waterbeheer in de provincie Jiangsu.

Louis van der Kallen

 


INSPRAAKPUNT ONTWERP NATIONAAL WATERPLAN INZ. INSPRAAKREACTIE ONW – A025

 


 

Bergen op Zoom, 11 mei 2009

 

Inspraakpunt

Ontwerp Nationaal Waterplan

Postbus 30316

2500 GH Den Haag

 

Geachte heer/mevrouw,

Ons Water/West-Brabant Waterbreed, een onafhankelijk samenwerkingsverband dat opkomt voor het kwalitatieve behoud en de toekomst van de Nederlandse wateren en een goed en efficiënt beheer daarvan, wenst via dit schrijven een inspraakreactie te geven op het ontwerp Nationaal Waterplan (ONW). Ter illustratie zal soms verwezen worden naar andere documenten, omdat deze ook mede onderleggers c.q. bouwstenen zijn van het ontwerp Nationaal Waterplan.

Strategie – visie
Nederland krijgt in toenemende mate problemen met het waterbeheer. De bodem daalt in het westelijk deel. De grond klinkt bij een fors aantal bemalen percelen in. Als gevolg van klimaatveranderingen stijgt de zeespiegel en nemen neerslaghoeveelheden en neerslagintensiteiten toe. De bodemdaling is een geologisch proces dat grotendeels tot stand komt zonder menselijk ingrijpen.

De inklinking van de bemalen gronden is een proces van honderden jaren, dat mede door het peilbeheer de laatste honderd jaar is versneld. Steeds vaker zijn gronden in gebruik genomen die voor dit gebruik niet of minder geschikt waren. Dit proces gaat nog steeds door.

Het Nationaal Waterplan gaat uit van de KNMI 2006 scenario’s en de verwachtingen van de Deltacommissie voor de plausibele bovengrens op de lange termijn. Dit wordt vertaald in een Rijnafvoer van 18.000 m3/s en een Maasafvoer van 4.600 m3/s en een zeespiegelstijging tot maximaal 130 cm tot 2100.

Wat op valt is dat, ondanks de andere benadering van het klimaatscenario dan bij de PKB/MER Ruimte voor de Rivier, de maximaal gehanteerde rivierafvoeren gelijk zijn gebleven. De onderbouwing hiervan is niet gegeven.

Er is nagedacht over de toekomst en de houdbaarheid van het totale Nederlandse watersysteem in relatie met het huidige en toekomstige gebruik van gronden. Er is de erkenning dat de verdediging van de dijkringen 13 en 14 (grote delen van Zuid- en Noord-Holland en Utrecht) op langere termijn, bij voortzetting van het huidige beleid, moeilijker zo niet onmogelijk wordt. De risico’s nemen toe. In het besef dat de Nederlandse economie een plotseling en onvoorzien verlies van de dijkringen 13 en 14 (belangrijke economische dragers) moeilijk zo niet onmogelijk te boven kan komen, zou het voorzorgprincipe moeten leiden tot een ander beleid. Bijvoorbeeld ten aanzien van investeringen in infrastructuur en economie. Dit Nationaal Waterplan zou in deze bredere, economische, context geplaatst moeten worden. Dit is helaas niet het geval!

Plangebied
Beperkt zich tot Nederland. Uit de tekst blijkt op geen enkele wijze hoe de Nederlandse maatregelen ter voorkoming van overstromingen aansluiten bij die van onze buurlanden.

Ter illustratie:

Bij overstroming vanuit de Rijn in Duitsland is het zeer wel mogelijk dat het water aan de verkeerde kant van de waterkering ons land binnen komt en grote delen van het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel inundeert (tot enkele meters toe). Het betrokken waterschap beschikt over inundatie scenario’s die laten zien wat er gebeurt als Duitsland haar hoogwaterbeschermingsbeleid niet op orde zou brengen. Ook als waterkeringen in België het begeven, kunnen grote delen van Zeeuws Vlaanderen via de ‘achterdeur’ overstroomd raken. Het Nationaal Waterplan heeft de pretentie, na uitvoering, Nederland en haar bevolking tot in lengte van jaren te beschermen tegen overstromingen. Gezien het voorgaande is dit voor genoemde delen van het land, zonder afstemming en zekerstelling met België en Duitsland, niet het geval.

Afwentelen
Bij Ons Water/West-Brabant Waterbreed ontstaat bij het lezen van het ontwerp Nationaal Waterplan het gevoel dat het principe/beginsel van ‘niet afwentelen’ verlaten is of in de onderste lade van het bureau van de opstellers is verdwenen.

Reeds in de Vierde Nota waterhuishouding (1998) was er sprake van het oog hebben voor ‘afwentelen’. Als één van de criteria voor de aanpak van emissies in die Nota geldt het voorkomen van afwenteling. Dit betekent dat “behalve met de kwaliteitseisen in het eigen gebied tenminste rekening wordt gehouden met benedenstrooms gelegen watersystemen.”

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw van professor Tielrooij (2000) schreef, in opdracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen, in haar advies de volgende uitgangspunten: “Het watersysteem moet betrouwbaar, duurzaam en bestuurbaar zijn. Water moet ook worden gezien als bondgenoot. Problemen mogen niet worden afgewenteld. Voortdurend moet de afweging worden gemaakt tussen vasthouden, bergen en afvoeren van water. En tenslotte moet water meer ruimte krijgen…. Het huidige systeem van waterbeheer kent vele mogelijkheden tot afwenteling. Te vaak leggen burgers en overheden hun problemen op het bord van de ander of sluiten de ogen voor de toekomst. De Commissie meent dat het uitgangspunt ‘niet afwentelen’ moet gelden voor het watersysteem zelf, voor de bestuurlijke verantwoordelijkheden en voor de kosten.”

Ook in de Kaderrichtlijn Water (Richtlijn 2000/60/EG) was sprake van aandacht voor de risico’s van afwentelingsgedrag. Zo luidt artikel 4 lid 8: “Bij toepassing van de leden 3, 4, 5, 6 en 7 dragen de lidstaten er zorg voor dat zulks het bereiken van de doelstellingen van deze richtlijn in andere waterlichamen in hetzelfde stroomgebieddistrict niet blijvend verhindert of in gevaar brengt”

In bijlage 1 van het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW) ondertekend op 2 juli 2003, herbevestigd in het NBW-actueel is te lezen: “Het waterbeleid van de 21e eeuw is gebaseerd op het principe van niet-afwentelen (bestuurlijk, financieel en geografisch, in de tijd en op elk schaalniveau).”

In de hoogwaterrichtlijn (Richtlijn 2007/60/EG) luidt artikel 7.4: “In het belang van de solidariteit mogen overstromingsrisicobeheerplannen die in een lidstaat worden opgesteld geen maatregelen omvatten die door hun omvang en gevolgen leiden tot een aanzienlijke toename van het overstromingsrisico in stroomopwaarts of stroomafwaarts gelegen andere landen in hetzelfde stroomgebied of deelstroomgebied, tenzij deze maatregelen gecoördineerd werden en door de betrokken lidstaten in het kader van artikel 8 een overeengekomen oplossing bereikt werd.”

Het beginsel van ‘niet afwentelen’ van waterproblemen is nationaal en internationaal op veel manieren vastgelegd. Toch moet Ons Water/West-Brabant Waterbreed constateren dat in het voorliggende ontwerp Nationaal Waterplan afwentelen vaak ‘de oplossing’ is van vele problemen.

Van Dale verstaat onder afwentelen (in figuurlijke betekenis): “een last overdragen op anderen”.

In een artikel in H2O (17-2006) gebruikte de auteurs (Paul Baan en Frans Klijn) de volgende werkdefinitie: “Het veroorzaken of verergeren van problemen in andere waterbeheersgebieden door activiteiten in het eigen watergebied.” Ons Water/West-Brabant Waterbreed vindt dit een bruikbare werkdefinitie. Wij vinden, in dit kader aanvullend, dat het opzettelijk niet ontwikkelen van eigen oplossingen voor eigen problemen ook onder het begrip afwentelen gevat kan worden.

Voorbeeld IJsselmeer e.o.
Wat zijn de gevolgen voor andere gebieden door de volgende voornemens?

– Pagina 7/8 (ONW): “In het Markermeer-IJmeer biedt dit ook mogelijkheden voor beperkte buitendijkse bebouwingruimte….. Het verlies aan waterbergingscapaciteit als gevolg van de buitendijkse ontwikkelingen hoeft niet te worden gecompenseerd.”

– Pagina 159 (ONW): “Als uitzondering op wat is vastgelegd in de Nota Ruimte hoeft voor deze beschikbaar gestelde ruimte (buitendijkse ontwikkelingen in het IJsselmeergebied) het verlies aan waterbergend vermogen niet te worden gecompenseerd.”

– Pagina 159 (ONW): “Ook neemt het kabinet een principebesluit over grootschalige buitendijkse ontwikkeling bij Almere.”

– Pagina 162 (ONW): “Grootschalige buitendijkse bebouwing is alleen mogelijk in het zuidelijk deel van het IJsselmeergebied, in de gemeenten Amsterdam, Almere en Lelystad. Deze gemeenten krijgen respectievelijk 350 ha, 700 ha en 150 ha ruimte voor nieuwe buitendijkse bebouwing.”

Om het bovenstaande mogelijk te maken en Noord en West Nederland van zoet water te voorzien worden onder andere het Markermeer-IJmeer en de Veluwerandmeren losgekoppeld van het IJsselmeer. Dit betekent dat om dezelfde hoeveelheid zoet water te bergen, als zomervoorraad voor de droogtebestrijding, het peil op het IJsselmeer niet met circa 1,1 meter maar met circa 1,5 meter uiteindelijk verhoogd moet worden (zie ook pagina 27, Ontwerp Beleidsnota IJsselmeergebied (OBIJ)).

Ondanks aanbeveling 2 van de Deltacommissie (“De keuze van wel of geen nieuwbouw op fysisch ongunstige locaties moet gebaseerd zijn op een kosten-batenanalyse. Hierin moeten huidige en toekomstige kosten voor alle partijen zijn berekend. De kosten als gevolg van lokale besluiten moeten niet op een andere bestuurslaag of de samenleving als geheel worden afgewenteld, maar gedragen worden door degenen die ervan profiteren.”) gaan Amsterdam, Almere en Lelystad niet de extra kosten door de extra verhoging van het IJsselmeer dragen. Noch gaan ze, als in de toekomst blijkt dat ook de waterbergingscapaciteit van het Markermeer-IJmeer alsnog nodig is, die kosten dragen.

Dat de totale samenleving de kosten gaat dragen van de initiële verhoging van het IJsselmeer ten behoeve van de zoetwatervoorziening is logisch. Het meerdere is een subsidie van het Rijk en de andere overheden aan de drie genoemde gemeenten.

Voorbeeld Rijnmond e.o.
Wat zijn de gevolgen voor andere gebieden door de volgende voornemens?

– Pagina 29 (ONW): “De combinatie van zeespiegelstijging en toename in de piekafvoeren van de grote rivieren in het benedenrivierengebied wordt het hoofd geboden met een ‘afsluitbaar open’ Rijnmond en het afvoeren van piekafvoeren van de Rijn en Maas via de Zuidwestelijke Delta.”

– Pagina 149 (ONW); Het rijk zal, in navolging van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie, samen met andere overheden onderzoek doen naar een ‘afsluitbaar open’ Rijnmond, waarbij voor- en nadelen zorgvuldig in beeld worden gebracht. Deze keringen kunnen zowel open als dicht staan en zullen het Rijnmondgebied bij hoogwater kunnen afsluiten en de zouttong in de Nieuwe Waterweg terugdringen. Zo kan het Rijnmondgebied veiligheid worden geboden en tegelijk een aantrekkelijk stadsfront en natuurontwikkeling worden gerealiseerd.” Geen woord over waar het water dan naar toe gaat en de gevolgen daarvan. Ook in het artikel over dit onderzoek in het magazine “De Water”, (maart 2009) uitgegeven door het Directoraat-generaal Water van het ministerie van Verkeer en Waterstaat in samenwerking met de

– uitvoeringsorganisatie NBW, wordt wel gerept over de wijze van afvoer maar niet dat het onderzoek de gevolgen op de ontvangende wateren gaat onderzoeken.

– Pagina 71 (ONW): “Urban Flood Management Dordrecht….Aantrekkelijk buitendijks woongebied…. De gemeente Dordrecht is voornemens om op deze wijze zo’n 1000 woningen buitendijks te gaan ontwikkelen.”

Hoe logisch zijn deze plannen rond Dordrecht en Rotterdam? Een aantal citaten uit de notitie “Van Lobith en Eijsden naar zee” van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat wil Ons Water/West-Brabant Waterbreed in dit kader memoreren:

– “Om de waterstand daarbij op hetzelfde niveau te houden en dus van dijkverhoging af te kunnen zien zal het rivierbed verruimd moeten worden, door bijvoorbeeld uiterwaarden te verlagen of dijken te verleggen.”

– “Tekort aan ruimte is vooral op de Waal en Merwede’s te verwachten.”

– “In de PKB is, zowel voor de korte als lange termijn, er voor gekozen om met rivierverruiming de afvoer richting Nieuwe Merwede (‘naar het zuiden’) te stimuleren. De Beneden Merwede wordt ontzien om de omgeving van Dordrecht, waar de situatie al kritiek is, niet onnodig te belasten.”

– “Dit betekent dat op de lange termijn zomerbedverdieping op de Boven en Nieuwe Merwede toch aan het PKB maatregelenpakket moet worden toegevoegd.”

– “Ruimte voor andere ontwikkelingen zoals in de ruimtelijke ordening (woningbouw) lijkt moeilijk in het rivierengebied te vinden.”

Ondanks de (bergings)problemen met water bouwen Rotterdam en Dordrecht al jaren buitendijks en gaan er gewoon mee door. Daarmee anderen belastend met hun waterproblemen. Het verleden neemt geen keer, maar de toekomst kan gekeerd worden!

Als voorbeeld de Dordtse besluiten.
Dordrecht heeft mooie ‘Dordtse’ plannen “de nieuwe Dordtse Biesbosch” in de Dordtse buitendijkse gebieden. Door middel van een presentatie van een medewerkerster van Dordrecht op een bijeenkomst in Goes, op 13 maart 2009, werd de inhoud van de ‘Dordtse’ plannen uit de doeken gedaan. ‘De nieuwe bouwlocaties aan de rivier konden zorgen voor een stevige verhoging van de WOZ waarden! Bouwen in mooi gebied was goed voor het vestigingsimago! Net als voor Rotterdam was bouwen in het buitendijkse gebied, bouwen voor de bovenkant van de markt! De relatie met de rivier voegt gevraagde kwaliteit toe! Dit waren o.a. de stellingen. Bouwen buitendijks was veiliger dan bouwen binnendijks! Buitendijks zou het water bij hoog water hooguit tot je knieën komen. Binnendijks was het risico groot dat je tot boven je kruin in het water kwam te staan. Vreemd genoeg niets over het bergen van het water. Een meestromende nevengeul, in het kader van Ruimte voor de Rivier, was zelfs geschrapt. 35 miljoen rijksgeld voor Dordtse buitendijks plannen. Rijksgeld voor beleid dat in strijd is met het formele rijksbeleid! Kan Dordrecht dan geen water bergen? Zeker wel. Maar zij leggen liever een 1200 hectaren grote bouwlocatie annex recreatieterrein aan dan deze gebieden te gebruiken om rivierwater te bergen. Makkelijker is het grote delen van West-Brabant onder water te zetten als het water geborgen wordt in het Volkerak-Zoommeer. Iedere hydroloog weet te vertellen dat, als je het waterpeil ter plaatse wilt verlagen, je in de buurt dan het water moet bergen. Dit zou heel goed in grote delen van de Sliedrechtse, Dordtse en Hollandse Biesbosch met meer effect kunnen. Maar Dordrecht kiest daar niet voor. Iedere gemeente mag binnen haar eigen autonomie haar eigen keuzen maken. Maar hadden we in het Nationaal Bestuursakkoord nu niet afgesproken dat we niet af zouden wentelen?

Dordrecht kan over deze plannen haar eigen keuzen maken, omdat het “Eiland van Dordrecht” ook grotendeels van de gemeente Dordrecht is. Terwijl bijna overal elders de uiterwaarden en buitendijkse gebieden van Rijkswaterstaat zijn of van Staatsbosbeheer. Dat het Rijk hier 35 miljoen aan bijdraagt, maakt eens te meer duidelijk dat Noord-Brabant nog steeds gezien wordt als Generaliteitsland. Dordtse problemen mogen/moeten wij volgens het Rijk oplossen. Dordrecht bouwt liever voor de eigen welvaart en de rijken, dan rekening te houden met haar buren. Die mogen wel via de rijksbelastingen mee betalen aan het veroorzaken van de wateroverlast die hen via de bergingsplannen op het Volkerak-Zoommeer.

Oorspronkelijk wilde Rijkswaterstaat wat anders. Zo is op te maken uit het volgende citaat uit het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 – ontwerp Programma Zuidwestelijke Delta, pagina 61: “De voorgestelde maatregel om voor de Dordtse Biesbosch en Nieuwe Merwede de vloedvlakte te vergroten (Polder Biesbosch), is afgevallen vanwege significante schade als gevolg van gedwongen functieveranderingen van gronden die geen eigendom zijn van het Rijk of een natuurbeherende organisatie.” Voor de eigen veiligheid had de gemeente Dordrecht het niet over om circa 500 hectare landbouwgrond, die zij in eigendom hebben en verpachten, voor waterberging in te richten. Dat zou Dordrecht inkomsten schelen. Afwentelen was voor Dordrecht goedkoper. Dordts eigen belang honoreert het Rijk met een subsidie van miljoenen en wie draaien er voor de kosten op? Het ergste is dat met dit beleid de bergingsruimte voor de toekomst ook wordt volgebouwd.

In de PKB 1/RvR was de goede oplossing al te lezen: “Een duurzame veiligheid in het dichtbevolkte Rijnmond en het Drechtstedengebied wordt gewaarborgd door het maximaal vergroten van de bergingscapaciteit van het Rijn-Maas-mondingsgebied” (pag. 47 PKB1/RvR).

De gevolgen van een mogelijke berging van 2 meter water in het Volkerak-Zoommeer:

– problemen met de afwatering van de rivieren van West-Brabant

– problemen met de lozingen via de gemalen en de RWZI’s (opvoerhoogte) in West-Brabant, Goeree-Overflakkee, Tholen, Sint Philipsland

– scheepvaartproblemen (doorvaarthoogten Schelde-Rijnverbinding)

– het onderlopen van alle natuurgebieden (verdrinken o.a. van grote zoogdieren)

– onderlopen van huizen op de kade bij Tholen

– belemmeringen uitbreidingsplannen van Bergen op Zoom (Bergse Haven)

– noodzaak tot aanpassing van alle beroeps- en recreatie havens

– mogelijke toename van de kweldruk in West-Brabant en op de Zeeuwse eilanden.

Goeree-Overflakkee, Tholen, Sint Philipsland en West-Brabant krijgen de rekening voor de Rotterdamse en Dordtse bouwdrang in buitendijkse gebieden en het Rijk kijkt er naar en doet niets. Het ONW barst van de goede voornemens tegen buitendijks bouwen en afwenteling.

Een bloemlezing uit het ONW:

– Pagina 14 (aanbeveling Deltacommissie): “Nieuwe ontwikkeling in buitendijkse gebieden mogen niet belemmerend werken voor rivieren en meren. Bewoners/gebruikers zijn zelf verantwoordelijk voor maatregelen die de gevolgen beperken.”

– Pagina 41: “Voor buitendijkse gebieden, als onderdeel van de ruimtelijke hoofdstructuur, gelden geen wettelijke normen voor de bescherming tegen water. De gebieden zijn primair bedoeld voor afvoeren en bergen van het water.”

– Pagina 44: “De risico’s en kosten als gevolg van lokale besluiten moeten niet op een andere bestuurslaag worden afgewenteld, maar gedragen worden door diegenen die ervan profiteren.”

– Pagina 66: “De buitendijkse gebieden vervullen primair een afvoer- en bergingsfunctie voor water ten behoeve van de veiligheid van het achterland.”

– Pagina 69: “Om waterkeringen in de toekomst te kunnen versterken, is het kabinet van mening dat er ruimte open gehouden moet worden langs de waterkeringen in de vorm van beschermingszones, zoals vastgelegd in de legger van waterschappen.”

– Pagina 69: “Meerlaagsveiligheid wordt opgebouwd in drie lagen: l Preventie als primaire pijler van beleid; 2 Duurzame ruimtelijke planning; 3 Rampenbeheersing op orde krijgen en houden.”

– Pagina 139: “Uitgangspunt blijft daarbij onverkort het behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit voor de rivier.”

– Pagina 141: “Het uitgangspunt is dat de overige extra afvoercapaciteit gerealiseerd kan worden door buitendijkse maatregelen te treffen, zonder deze maatregelen expliciet te benoemen. Om de verwachte hogere afvoeren veilig af te kunnen voeren is echter onder deze voorwaarde vrijwel alle beschikbare buitendijkse ruimte in het bovenrivierengebied nodig voor de veiligheid”

– Pagina 143: “Ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierengebied anticiperen daarbij op de lange termijn verwachtingen door projecten in één keer goed te doen en gebiedsontwikkeling te combineren met rivierverruiming voor de lange termijn.”

– Pagina 144: “De benodigde buitendijkse en (eventuele) binnendijkse gronden dienen ruimtelijk te worden gereserveerd en gronden worden zonodig aangekocht.”

– Pagina 160: “In de Nota Ruimte zijn voor de primaire waterkeringen ruime beschermingszones opgenomen.”

– Pagina 37 (OBIJ): “Als voorwaarde voor alle buitendijkse ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen binnen de natuurwetgeving en dat het functioneren van watersystemen nu en in de toekomst niet worden belemmerd.”

De bloemlezing laat zien dat er in het ONW en haar bijlagen veel woorden besteed worden aan de noodzaak niet buitendijks te bouwen. Toch staat het rijk keer op keer toe dat gemeenten bouwen op plaatsen die bestemd zouden moeten worden voor ruimte voor de rivier en voor waterberging. Daarmee stellen ze de waterbeheerders voor voldongen feiten en wentelen ze nog steeds kosteloos de lasten en de kosten af op anderen zoals de waterbeheerders, burgers en bedrijven die wonen en werken langs bijvoorbeeld het IJsselmeer en het Volkerak-Zoommeer.

Ons Water/West-Brabant Waterbreed vindt dit geen goede ontwikkeling en een aanslag op de toekomst en de geloofwaardigheid van rijksvoornemens, zoals verwoord in het ONW. Maak het ONW consistent en stop buitendijkse ontwikkelingen.

Zoetwaterverdeling
Op pagina 6 (ONW) is vermeld: “De hoofdsporen van deze nieuwe strategie zijn een grotere regionale zelfvoorzienendheid en een optimalisatie van de zoetwaterverdeling in het hoofdwatersysteem en de regionale systemen.” Dit klinkt Ons Water/West-Brabant Waterbreed als muziek in de oren. Voor ons betekent deze zin dat gekeken gaat worden hoe het gat/lek dat de naam draagt van De Nieuwe Waterweg gedicht gaat worden en wel op de kortst mogelijke termijn. Maak nu reeds, en niet pas na 2050, een sluisvoorziening die bij geringe rivierafvoeren gebruikt kan gaan worden en gebruik rivierwater om ook andere wateren, bij voldoende afvoer, zomer en winter door te spoelen. Overweeg het sluiten van ‘de kier’ in de Haringvlietsluizen en de mogelijkheid van een doorbraak tussen Goeree en Overflakkee. Dat kan een oplossing zijn en kan in de Grevelingen een estuariene zoet-zout-overgang laten ontstaan. Dan stromen meer wateren door en krijgt de Grevelingen en de Oosterschelde de nutriënten om de kraamkamers te worden en te blijven van de Delta.

‘Afsluitbaar open Rijmond’
Op pagina 7 (ONW) is vermeld: “In navolging van het advies van de Deltacommissie, zal het rijk samen met andere overheden onderzoek doen naar een ‘afsluitbaar open’ Rijnmond.”

Betrek daar ook bij de overheden, die belanghebbend zijn bij de ontvangende benedenstroomse wateren.

Voldoende bergingscapaciteit
Op pagina 8 (ONW) is vermeld: “Het Noordelijk Deltabekken en het Volkerak-Zoommeer zullen voldoende capaciteit voor afvoer en berging moeten bieden om de toename van de afvoer van de grote rivieren te kunnen verwerken.” Koppel het Markermeer-IJmeer niet van het IJsselmeer af. Gebruik het gehele voormalige Zuiderzee systeem voor de waterberging. Dat verdeelt de lasten eerlijker.

Gebruik buiten het Volkerak-Zoommeer systeem ook de Grevelingen voor de berging bij grote afvoeren (zoals aangeven op kaart 23 pagina 179, ONW en in aanbeveling 8 van de Deltacommissie). Dit maakt de problemen voor het Volkerak-Zoommeer aanzienlijk kleiner. Als daarbij een doorbraak tussen Goeree en Overflakkee wordt gemaakt kunnen meerdere problemen tot een oplossing komen.

Beschermingszones
Op pagina 43 (ONW) is vermeld: “Het huidige juridische instrumentarium (voor het hoofdwatersysteem) biedt voldoende mogelijkheden om ruimtelijke reserveringen voor tien jaar of langer te kunnen maken.” “Voor het kustfundament geldt bijvoorbeeld een beschermingszone voor mogelijke versterkingen in de komende tweehonderd jaar.”

Op pagina 39 (OBIJ) is vermeld: “In de Nota Ruimte is een beleidsuitspraak opgenomen over de 275 meter brede beschermingszone rond primaire waterkeringen – een zone van 100 m landinwaarts en een zone van 175 m buitendijks – waarbinnen in principe geen bebouwing mag plaatsvinden. Deze beschermingszone is ingesteld met het oog op mogelijke toekomstige dijkversterkingen.”

Voor Ons Water/West-Brabant Waterbreed is het van de gekken dat voor buitendijkse gebieden feitelijk gekeken wordt naar de korte termijn (zie de bouwwoede van bijvoorbeeld Rotterdam en Dordrecht) en voor de kust terecht een beschermingszone wordt gehanteerd voor de lange termijn (200 jaar).

Het wordt tijd dat ook voor de bescherming tegen rivierwater op planologische harde wijze ruimte wordt gereserveerd (voorberging en afvoer) gericht op de lange termijn van bijvoorbeeld 200 jaar. Anders blijven gemeenten RWS en waterschappen voor voldongen feiten stellen en feitelijk afwentelen op anderen. Een beleidsuitspraak zonder wettelijke verankering werkt niet, zo blijkt.

Ons Water/West-Brabant Waterbreed heeft met instemming kennis genomen van de aangekondigde verkenning naar de wijze waarop kosten-baten- en risicoanalyses moeten worden uitgevoerd bij nieuwbouwactiviteiten op fysisch ongunstige locaties (pagina 46, ONW). Hierbij vragen wij ook de kosten van anderen, zowel beneden- als bovenstrooms, te betrekken, die zij ook in de verre toekomst moeten maken als gevolg van deze nieuwbouwactiviteiten.

Peilhandhaving Brabantse kanalen/zoetwatervoorziening
Op de kaart afgebeeld op pagina 84 (ONW) is aangegeven dat ‘peilhandhaving op de Brabantse kanalen moeilijk wordt’. Nergens in het ONW is op dit thema en de mogelijke maatregelen ingegaan. Voor Ons Water/West-Brabant Waterbreed is dit een belangrijk thema aangezien bij een mogelijke alternatieve zoetwatervoorziening, bij verzilting van het Volkerak-Zoommeer systeem, deze kanalen een belangrijke leverancier van zoet water zouden moeten zijn.

Met instemming hebben wij op pagina 88 (ONW) kennisgenomen van de tekst: “Ook zal worden bekeken in hoeverre bestaande zoetwaterbekkens in de Zuidwestelijke Delta behouden kunnen worden en hoe de zoetwatervoorziening kan worden gecompenseerd als deze als gevolg van het herstel van de zoet-zoutgradiënt verdwijnen.” Wat ons echter steekt is de tekst op pagina 91 (ONW) met betrekking tot de “Reële prijsbepaling zoetwatervoorziening”. Voor Ons Water/West-Brabant Waterbreed is het uitgangspunt dat diegenen, die besluiten nemen die kosten veroorzaken voor anderen, die door hen veroorzaakte kosten volledig dragen. Ook kan het niet zo zijn dat boeren in Zeeland en West-Brabant voor behoud van bestaande zoetwaterrechten, waarvoor in het verleden door hen is geïnvesteerd, zouden moeten gaan betalen, terwijl boeren elders (de Randstad) voor nieuwe voorzieningen niets hoeven te betalen.

Financiering groenblauwe diensten
Met instemming heeft Ons Water/West-Brabant Waterbreed kennis genomen van het kabinetsstandpunt weergegeven in ‘Health check Gemeenschappelijk Landbouw Beleid’ dat Europese inkomenstoeslagen sterker gekoppeld dienen te worden aan het realiseren van maatschappelijke waarden, zoals het instandhouden van landschap, natuur, een vitaal platteland, duurzaam waterbeheer en de zorg voor milieu en dierenwelzijn (pagina 107, ONW). Hopelijk kan op deze wijze inhoud gegeven worden aan een rechtvaardiger financiering van door boeren geleverde groenblauwe diensten.

Functioneel aanbesteden
Wat is in het kader van de vermelding op pagina 135 (ONW) ” functioneel aanbesteden”?

Ontwerp Beleidsnota Waterveiligheid (OBW)
Met interesse heeft Ons Water/West-Brabant Waterbreed kennis genomen van het kabinetsvoornemen erop in te zetten dat provincies en gemeenten bij de ruimtelijke inrichting expliciet gaan afwegen of het nodig en wenselijk is de gevolgen van een overstroming (aantal slachtoffers, economische schade en ecologische schade) te beperken. Met name met als oogmerk te komen, in gezamenlijkheid met provincies, gemeenten en waterschappen, tot de ontwikkeling van overstromingsrisicozonering (pagina 28 OBW). Wij hopen dat dit zal leiden tot een ander beleid. Zeker als het gaat over: waar willen wij als land nog woningbouw en bedrijfsvestigingen stimuleren en deze met de aanleg van infrastructuur ondersteunen? Er is meer Nederland dan alleen de Randstad!

Verzilting
Ons Water/West-Brabant Waterbreed onderschrijft de stelling op pagina 22 (OBIJ); “Ook het beoogde herstel van de zoet-zout-gradiënt in de Zuid-Westelijke Delta genereert extra vraag naar zoet water.”

Uit het gehele ONW inclusief de bijlagen spreekt een aanvaarding van de verzilting als een feit waaraan niet te ontkomen valt.

Leggen we het hoofd in de schoot en accepteren we de giga economische schades als gevolg van de verzilting of zoeken we naar alternatieven die de beschikbaarheid van voldoende zoet water garanderen? Beseffen we voldoende welke industrieën en land- en tuinbouwgebieden om zeep geholpen worden door de acceptatie van de verzilting.

Bezint eer gij begint met maatregelen die grote, niet te overziene, gevolgen hebben voor onze land- en tuinbouw, drinkwatervoorziening en industrie en daarmee voor het economisch fundament van onze samenleving.

Bekijk of andere, meer duurzame, oplossingen alternatieven bieden en tegelijkertijd de zoetwatervoorziening voor alle belanghebbenden zekerstellen.

Geen uitvoering van het Kierbesluit en geen verzilting van huidige zoete deltawateren.

Pak het ‘lek’ op de Nieuwe Waterweg aan.

Maak nu reeds, en niet pas na 2050, een sluisvoorziening die bij geringe rivierafvoeren gebruikt kan gaan worden en gebruik rivierwater om ook andere wateren, bij voldoende afvoer, zomer en winter door te spoelen.

Overweeg of een doorbraak tussen Goeree en Overflakkee een oplossing kan zijn om in de Grevelingen een estuariene zoet-zout-overgang te laten ontstaan. Dan stromen meer wateren door en krijgt de Grevelingen en de Oosterschelde de nutriënten om de kraamkamers te worden en te blijven van de Delta.

Vertrouwende op een serieuze behandeling van onze reactie.

Hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/West-Brabant Waterbreed

H.J.M. Poppelaars

L.H. van der Kallen

voor nadere informatie 0164-265158

 


DELTA COMMISSIE – 0039

 


 

Bergen op Zoom, 15 september 2008

 

Aan de leden van het Algemeen Bestuur

van het Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geachte Collega’s,

De inkt van het op 25 juni j.l. ondertekende geactualiseerde “Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel” is bij wijze van spreken nog niet droog of de uit het originele stuk van 2 juli 2003 herbevestigde uitgangspunten lijken alweer door het Rijk overboord te worden gezet.

Voor mij was de presentatie van een representant van Rijkswaterstaat, die betrokken is bij het project/planstudie “waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer”, een ogenopener, die bij mij de waakzaamheid ten aanzien van de plannen van de zogenaamde hogere overheden op oorlogsterkte bracht. Om scherp te stellen: bij verzilting van het Volkerak-Zoommeer-systeem geen zekerheid inzake de levering van voldoende zoet water via o.a. de Roode Vaart en geen zekerheid dat het Rijk daarvan de kosten op zich neemt.

Wat zei het NBW daarover? Niet afwentelen! En in de bijlage op pagina 19 van “Het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel” is te lezen: “Het Rijk financiert de noodzakelijke maatregelen in het waterhuishoudkundige hoofdsysteem. De waterschappen financieren in beginsel de noodzakelijke maatregelen voor de regionale watersystemen. Indien de taakstelling voor het regionale systeem groter wordt als gevolg van maatregelen die het Rijk (in het hoofdsysteem) uitvoert, dan zal het Rijk de extra kosten voor het regionale systeem vergoeden”. Hier lijkt voor Ons Water geen woord Chinees bij! Indien de Rijksoverheid betrouwbaar is, kan er dus geen twijfel zijn wie, als het Volkerak/Zoommeer-systeem zout zou worden, voor de kosten opdraait voor de alternatieve zoetwatervoorziening. Of denkt het Rijk er mee weg te komen middels artikel 21 van het NBW-actueel: “Dit NBW is niet in rechte afdwingbaar”.

Voor ondergetekende rijst dan de vraag dat – indien het Rijk de handtekening van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mevrouw Huizinga-Heringa, niet meer serieus neemt – het opzeggen van dit NBW-actueel voor het waterschap Brabantse Delta een optie zou moeten zijn.

In de recent verschenen Bevindingen van de Deltacommissie: “Samen werken met water” wordt, als het gaat over alternatieve zoetwateraanvoer, de opmerking gemaakt (o.a. bij aanbeveling 8 die gaat over de Zuidwestelijke delta; Krammer-Volkerak Zoommeer): “Dit water mag voor de afnemers wel een reële prijs hebben.”

Dit is voor Ons Water één van de opvallende aanbevelingen in de ‘bevindingen’ van de Deltacommissie. Maar er zijn er meer die verbazingwekkend zijn.

In artikel 2 van de regeling tot instelling van de commissie duurzame kustontwikkeling d.d. 7 september 2007 (de Deltacommissie) is aangegeven waarover de Deltacommissie geacht wordt te adviseren:

a. de te verwachten zeespiegelstijging, de wisselwerking tussen die stijging en de afvoer van de grote Nederlandse rivieren en andere klimatologische en maatschappelijke ontwikkelingen tot 2100-2200, die van belang zijn voor de Nederlandse kust;

b. de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de Nederlandse kust;

c. mogelijke strategieën voor een samenhangende aanpak die leidt tot duurzame ontwikkeling van de Nederlandse kust, op basis van a) en b) en

d. daarbij voor deze strategieën aan te geven wat, naast de veiligheid voor het achterland, de maatschappelijke meerwaarde is voor de korte en lange termijn.

De Deltacommissie heeft artikel 2 op pagina 87 van haar ‘bevindingen’ als volgt vertaald:

“De Deltacommissie is door de regering gevraagd te adviseren hoe Nederland zo ingericht kan worden dat ons land ook op de zeer lange termijn veilig is tegen overstromingen en een aantrekkelijke plaats kan blijven om te leven. De commissie is daarbij gevraagd een bredere afweging te maken dan één die louter kijkt naar de gevolgen voor de veiligheid. Zij is ook gevraagd te onderzoeken waar synergie mogelijk is met andere maatschappelijke functies als wonen en werken, landbouw, natuur, recreatie, landschap, infrastructuur en energie. De commissie ziet een zee van kansen om verschillende functies en belangen te combineren met de noodzakelijke aanpak van de waterveiligheid”. De kust is dus heel (laag) Nederland geworden.

Op pagina 88 van de ‘bevindingen’ stelt de Deltacommissie: “Waterveiligheid is voor heel Nederland van belang. Een veilige delta is een collectief maatschappelijk belang waarvoor de overheid verantwoordelijkheid neemt en blijft nemen. Vanuit dat collectief maatschappelijk belang wordt het solidariteitsbeginsel gehanteerd: iedereen draagt financieel bij aan de waterveiligheid want iedereen heeft nu en in de toekomst belang bij een veilig Nederland.”

In dit kader is het van belang wat de Deltacommissie zelf als definitie hanteert als het om ‘waterveiligheid’ gaat. Het antwoord op deze vraag is te vinden op pagina 9 van de ‘bevindingen’: “In het advies speelt ‘waterveiligheid’ een cruciale rol. Hierbij gaat het om de bescherming tegen overstromingen en het veiligstellen van de zoetwatervoorziening.”

Het voorgaande is van belang om tot een beoordeling te komen van de aanbevelingen van de Deltacommissie in relatie met o.a. wie wat dient te betalen.

Bij de ‘bevindingen’ lijkt de Randstad het gebied te zijn waarover het gaat en niet zoals de Deltacommissie het zelf stelt: Nederland.

Als er over de zoetwater behoefte van West-Nederland (de Randstad) gesproken wordt dan wordt er niet verwezen naar: “Dit water mag voor de afnemers wel een reële prijs hebben.”

Dan valt de zoetwatervoorziening onder de definitie van ‘waterveiligheid’ (pagina 9)!

De ‘zorg’ voor West-Nederland gaat ver en ten koste van anderen. De peilverhoging van maximaal 1,5 meter op het IJsselmeer is ten behoeve van de zoetwatervoorziening van West-Nederland. Maar het peil van het Markermeer blijft ongewijzigd, dit om de stedelijke ontwikkeling van Amsterdam en Almere veilig te stellen. De door peilverhoging optredende onmogelijkheden van de stedelijke ontwikkeling van Kampen en plaatsen aan het IJsselmeer doen er klaarblijkelijk niet toe.

Keer op keer wordt duidelijk gemaakt: “De extreme afvoeren van de Rijn en Maas moeten dan via de Zuidwestelijke delta worden afgevoerd”. Dat klinkt in eerste instantie logisch. Maar als je er even over nadenkt, komt al gauw de gedachte op: waarom niet ook via de Haringvlietsluizen? Het antwoord is o.a. te vinden op pagina 66 de zoetwateraanvoer via het Spui van Voorne-Putten en de Hoeksewaard. Maar wat nog meer verbaast is de wens om bij hoge rivierafvoeren het hele Rijnmondgebied af te kunnen sluiten (variant ‘afsluitbaar open’), met als voordelen: ‘nieuwe perspectieven voor hoogwaardige gebiedsontwikkeling en mogelijkheden voor stadsfrontontwikkelingen met aantrekkelijke woonmilieus en natuur in de buitendijkse gebieden’. Wat een dergelijke variant betekent voor de gebiedsontwikkelings-mogelijkheden voor de Zuidelijke delta wordt niet in beeld gebracht. Noch de dan optredende afvoerproblemen in het werkgebied van de Brabantse Delta. Nu wordt ons die zogenoemde 2 meter in het kader van Ruimte voor de Rivier verkocht als een kans van eens in de 1400 jaar. Als het scenario van 130 centimeter uit zou komen, gaat de Randstad tot 7 maal per jaar ‘op slot’. Dan ziet die kansberekening van éénmaal per 1400 jaar er heel anders uit.

Helder blijkt de keuze voor West-Nederland als er te weinig zoet water is. Het water is dan nodig om de zoetwaterinlaatpunten voor de Randstad veilig te stellen. Als er echter te veel is, komt het onze richting uit.

Dat (toekomstige) tekorten aan zoetwater vaker op zullen gaan treden, erkent de Deltacommissie: “In het ‘extreemste’ KNMI-scenario kan er rond de volgende eeuwwisseling in een gemiddeld jaar een watertekort ontstaan vergelijkbaar met het tekort in het droogste jaar tot op heden, 1976.” Het KNMI-scenario uit 2006 geeft een vermindering van de gemiddelde Rijnafvoer in de zomer van 1700 m3/s naar 700 m3/s in 2100 aan. Juist met dat vooruitzicht is een zorgvuldig omgaan met het nu beschikbare zoete water van eminent belang. Een eerlijke waterverdeling, vastgelegd in waterakkoorden, is dan ook naar de mening van Ons Water geboden.

Ook de Nota van Antwoord van inspraak op de aanvullende startnotitie waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer bevat een interessante bemerking als het gaat over de risico’s van verzilting. Op pagina 4 is te vinden: “De achterwaartse verzilting van november 2005 toont aan dat onder de huidige omstandigheden, dus nog zonder een zout Volkerak-Zoommeer, problemen ontstaan ten aanzien van de beschikbaarheid van oppervlaktewater ten behoeve van landbouw-, drink- en proceswater. Naar verwachting zal deze achterwaartse verzilting ten gevolge van de klimaatverandering in de toekomst vaker kunnen optreden.” Een bevestiging dat de inlaat van (voldoende) zoetwater via de Roode Vaart niet bedrijfszeker is.

Tot slot enkele stellingen van de Deltacommissie:

– “De kosten als gevolg van lokale besluiten moeten niet op een andere bestuurslaag of de samenleving als geheel worden afgewenteld, maar gedragen worden door degenen die ervan profiteren.” (o.a. pagina 51)

Voor Ons Water is het omgekeerde dan ook geldig: De kosten als gevolg van bovenlokale- of rijksbesluiten moeten niet op een andere bestuurslaag worden afgewenteld, maar gedragen worden door degenen die ervan profiteren, ook als dat in een ander deel van Nederland is.

– “ook voor het Krammer-Volkerak Zoommeer zijn op de lange termijn alle beslissingen omkeerbaar.” (pagina 95)

Hoezo zout een duurzame oplossing!!!!!

Ons Water verzoekt alle categorieën bovenstaande bemerkingen van Ons Water te betrekken bij de fractievergaderingen zowel ten aanzien van het debat over het Rapport van de Deltacommissie als bij de behandeling van de standpuntbepaling van het waterschap inzake de Planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer.

Hier past duidelijke stellingnames:

– Geen afwenteling van problemen of kosten op ons gebied, onze inwoners, gemeenten of bedrijven.

– Als er voor andere gebieden kansen worden geschapen (zoals de variant ‘afsluitbaar open’), dan kan noch mag dat ten koste gaan van de kansen en ontwikkelingen in ons werkgebied.

– Nederland is meer dan de Randstad. De tijd van wingewesten ligt al meer dan 200 jaar achter ons.

– Als de zoetwatervoorziening voor de Randstad valt onder het begrip ‘waterveiligheid’, dan geldt dat ook voor de andere gebieden in Nederland.

– Als er gekeken wordt naar synergie van eventuele maatregelen dient er niet alleen naar synergieën voor de Randstad gekeken te worden, maar ook naar die voor andere gebieden.

– Als de kosten voor lokale besluiten niet afgewenteld mogen worden op andere bestuurslagen, dan ook niet de kosten veroorzaakt door bovenlokale of rijksbeslissingen.

– Er dient een pondspondsgewijze verdeling te komen van zoetwater in geval van schaarste en dit dient vastgelegd te worden in waterakkoorden, die dienen in rechten afdwingbaar te zijn. Dus geen vrijblijvende overeenkomsten zoals het Nationaal Bestuursakkoord Water dat met artikel 21 van dat ‘akkoord’ als puntje bij paaltje komt van nul en generlei waarde is.

In afwachting van het debat op 1 oktober.

Met vriendelijke groet,

namens Ons Water

Louis van der Kallen

 


B&W GEMEENTE BERGEN OP ZOOM INZ. VOLKERAK-ZOOMMEER – A008

 


 

Bergen op Zoom, 28 februari 2006

 

Aan het College van Burgemeester

en Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

Postbus 35

4600 AA Bergen op Zoom

 

Betreft: Volkerak-Zoommeer, kenmerk LK/6009

 

Geacht College,

Zaterdag 25 februari 2006 is bij ondergetekende de PKB Ruimte voor de Rivier, delen 2 en 3 op de mat gevallen. Bij het doorlezen van de ruim 280 pagina’s ben ik niet vrolijker geworden. Sterker nog, ik voel mij met een kluitje in het riet gestuurd door Uw College, als het gaat om de zekerheden, verkregen door Uw College ten aanzien van de beveiliging tegen wateroverlast van ons gemeentelijk territoir ingeval van de voorgenomen waterberging in het Volkerak-Zoommeer-systeem.

Wethouder Withagen heeft een en andermaal verzekerd dat het Kabinet bij monde van de Staatssecretaris oog en geld zou hebben voor de Bergse en West Brabantse problemen (water stopt immers niet bij de gemeentegrens). Een specifieke reservering voor het Volkerak-Zoommeer-probleem, in geval van berging, is in de stukken niet te vinden!

Maar wat nog veel erger is: de Staatssecretaris legt de bal allereerst bij de gemeenten en waterschappen (zonder er geld bij te leggen). Het verslag van het bestuurlijk overleg in Gorinchem op 6 september 2005 is glashelder:

“De effecten bij de gemeenten in West-Brabant bij waterberging op het Volkerak-Zoommeer, zijn bekend. Ook in het verleden is deze maatregel al eens ingezet en zijn effecten op lokaal gebied gesignaleerd. Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is overeen gekomen dat gemeenten op regionaal niveau hun problemen moeten oplossen. Hiervoor is als eenmalige stimulans ? 100 mln. subsidie beschikbaar gesteld. Slechts als de problemen onevenredig veel op de regio worden afgewenteld zal het rijk naar een oplossing zoeken. Als Bergen op Zoom inderdaad geen kant op kan dan moeten we daar goed naar kijken. Ruimte voor de Rivier mag niet leiden tot overstromingen in een gemeente, maar de regionale overheden moeten ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen.”.

De genoemde 100 miljoen is een oude toezegging, die inmiddels reeds lang is uitgegeven middels subsidies verstrekt aan gemeenten en waterschappen in het gehele land.

Geen nieuw geld dus en die pot is reeds leeg en was meerdere malen overtekend.

Wat de D66/BSD-fractie bij kans onverteerbaar vindt is, dat Uw College bij dit overleg niet vertegenwoordigd was door de Wethouder die zich opwerpt als de ‘kampioen waterbeheerder’, maar door de in Gorinchem zwijgzame heer Janssen en een ambtenaar. Van deze vertrekkende Wethouder, een partijgenoot van de Staatssecretaris, was toch nauwelijks weerwoord te verwachten. Het kwam dus ook niet.

Het is een gotspe dat West-Brabant en Bergen op Zoom moeten dokken en met de problemen worden opgescheept door en van anderen. De rapportage Togtema en het Nationaal Bestuursaccoord Water worden met de voeten getreden en Bergen op Zoom zwijgt!

Het enige wat in de PKB deel 3 (het kabinetsstandpunt) staat over de berging op het Volkerak-Zoommeer is:

“De inzet van de maatregel kan de afwatering van de Brabantse Delta bemoeilijken. Dit zal in de planstudie nader worden onderzocht.”.

en

“Met de maatregel berging op het Volkerak-Zoommeer wordt dijkversterking in een groot gebied voorkomen. De mogelijk negatieve effecten voor de regionale afwatering en de specifieke effecten bij het Waterfront Tholen, het recreatiegebied Speelmansplaten, steigers in havens en mogelijk andere gebieden zullen in de vervolgfase nader worden bekeken. In deze vervolgfase zullen de opties om deze effecten alsnog te vermijden of te compenseren worden onderzocht.

In de kostenraming bij deze PKB is rekening gehouden met de mogelijk noodzakelijke extra maatregelen voor het behouden van de veiligheid van het regionale watersysteem.”.

In de kostenraming is echter geen geld te vinden voor het gemelde!

Eén van de trucjes van het Kabinet is regelrechte misleidende handigheid.

Het plangebied is tussen de PKB deel 1 en de PKB deel 3 gewijzigd. Dit zonder een vermelding in de tekst.

In deel 1 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (zonder het Volkerak-Zoommeer).

In deel 3 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (met het Volkerak-Zoommeer).

De MER over het plangebied is echter zonder het Volkerak-Zoommeer uitgevoerd!

Ondergetekende heeft geen aankondiging van een nieuwe MER of een MER speciaal voor het Volkerak-Zoommeer kunnen vinden. Dit is naar de mening van de D66/BSD-fractie in flagrante strijd met de wet en regelgeving.

Vragen ex artikel 37
1.Op welke concrete schriftelijke toezeggingen waren/zijn de namens het College uitgesproken “Bergen op Zoom zal gecompenseerd worden voor de te nemen maatregelen” gebaseerd?
2.Waarom was Wethouder Janssen op 6 september 2005 bij het bestuurlijk overleg in Gorinchem en niet de ‘waterwethouder’ Withagen?
1.Waarom zijn de woorden van de Staatssecretaris “Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem” niet meteen weersproken? Het probleem wordt immers veroorzaakt door anderen. In het Nationaal Bestuursaccoord Water is immers afwentelen verboden! Of gelden voor het Rijk andere regels?
2.Wat denkt de gemeente te gaan doen aan de trucjes inzake het plangebied?
3.Is het College bereid hier tegen juridische stappen te ondernemen?

Uw reacties afwachtend,

Hoogachtend,

Namens de D66/BSD-fractie,

Louis van der Kallen

 


VOLKERAK – ZOOMMEER – 0014

 


 

Bergen op Zoom, 28 februari 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Zaterdag 25 februari 2006 is bij ondergetekende de PKB Ruimte voor de Rivier, delen 2 en 3 op de mat gevallen. Bij het doorlezen van de ruim 280 pagina’s ben ik niet vrolijker geworden. Sterker nog, ik voel mij met een kluitje in het riet gestuurd door Uw Dagelijks Bestuur.

Uw geruststellende woorden inzake de te nemen maatregelen in geval van waterberging op het Volkerak-Zoommeer lijken nu misplaatst c.q. voorbarig, zeker met betrekking tot de kosten te dragen door ons waterschap.

Een specifieke reservering voor het Volkerak-Zoommeer-probleem, in geval van berging, is in de stukken niet te vinden!

Maar wat nog veel erger is: de Staatssecretaris legt de bal allereerst bij de gemeenten en waterschappen (zonder er geld bij te leggen). Het verslag van het bestuurlijk overleg in Gorinchem op 6 september 2005 is glashelder:

“De effecten bij de gemeenten in West-Brabant bij waterberging op het Volkerak-Zoommeer, zijn bekend. Ook in het verleden is deze maatregel al eens ingezet en zijn effecten op lokaal gebied gesignaleerd. Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is overeen gekomen dat gemeenten op regionaal niveau hun problemen moeten oplossen. Hiervoor is als eenmalige stimulans ? 100 mln. subsidie beschikbaar gesteld. Slechts als de problemen onevenredig veel op de regio worden afgewenteld zal het rijk naar een oplossing zoeken. Als Bergen op Zoom inderdaad geen kant op kan dan moeten we daar goed naar kijken. Ruimte voor de Rivier mag niet leiden tot overstromingen in een gemeente, maar de regionale overheden moeten ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen.”.

De genoemde 100 miljoen is een oude toezegging, die inmiddels reeds lang is uitgegeven middels subsidies verstrekt aan gemeenten en waterschappen in het gehele land.

Geen nieuw geld dus en die pot is reeds leeg en was meerdere malen overtekend.

Wat ondergetekende bij kans onverteerbaar vindt is, dat onze vertegenwoordiger, de heer K. Coppens, de woorden van de Staatssecretaris niet weersproken heeft. Het is bij het voorlezen van de voorbereide tekst gebleven, terwijl hier een assertieve reactie op zijn plaats zou zijn geweest.

Het is een gotspe dat West-Brabant moet dokken en met de problemen wordt opgescheept door en van anderen. De rapportage Togtema en het Nationaal Bestuursaccoord Water worden met de voeten getreden en het waterschap Brabantse Delta zwijgt!

Het enige wat in de PKB deel 3 (het kabinetsstandpunt) staat over de berging op het Volkerak-Zoommeer is:

“De inzet van de maatregel kan de afwatering van de Brabantse Delta bemoeilijken. Dit zal in de planstudie nader worden onderzocht.”.

en

“Met de maatregel berging op het Volkerak-Zoommeer wordt dijkversterking in een groot gebied voorkomen. De mogelijk negatieve effecten voor de regionale afwatering en de specifieke effecten bij het Waterfront Tholen, het recreatiegebied Speelmansplaten, steigers in havens en mogelijk andere gebieden zullen in de vervolgfase nader worden bekeken. In deze vervolgfase zullen de opties om deze effecten alsnog te vermijden of te compenseren worden onderzocht.

In de kostenraming bij deze PKB is rekening gehouden met de mogelijk noodzakelijke extra maatregelen voor het behouden van de veiligheid van het regionale watersysteem.”.

In de kostenraming is echter geen geld te vinden voor het gemelde!

Eén van de trucjes van het Kabinet is regelrechte misleidende handigheid.

Het plangebied is tussen de PKB deel 1 en de PKB deel 3 gewijzigd. Dit zonder een vermelding in de tekst.

In deel 1 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (zonder het Volkerak-Zoommeer).

In deel 3 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (met het Volkerak-Zoommeer).

De MER over het plangebied is echter zonder het Volkerak-Zoommeer uitgevoerd!

Ondergetekende heeft geen aankondiging van een nieuwe MER of een MER speciaal voor het Volkerak-Zoommeer kunnen vinden. Dit is naar mijn mening in flagrante strijd met de wet en regelgeving.

Vragen

1. Op welke concrete schriftelijke toezeggingen waren/zijn de namens het DB uitgesproken “het waterschap zal gecompenseerd worden voor de te nemen maatregelen” gebaseerd?

2. Waarom is op 6 september 2005 er voor gekozen de relatief onervaren waterschapsbestuurder K. Coppens af te vaardigen naar de bijeenkomst in Gorinchem en waarom was hij niet ter plaatse ambtelijk ondersteund? Diverse organisaties waren zowel bestuurlijk als ambtelijk vertegenwoordigd!

3. Waarom zijn de woorden van de Staatssecretaris “Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem” niet meteen weersproken? Het probleem wordt immers veroorzaakt door anderen. In het Nationaal Bestuursaccoord Water is immers afwentelen verboden! Of gelden voor het Rijk andere regels?

4. Wat denkt het waterschap te gaan doen aan de trucjes inzake het plangebied?

5. Is het waterschap bereid hier tegen juridische stappen te ondernemen?

Uw reacties afwachtend,

Hoogachtend,

Louis van der Kallen

 


VOLKERAK-ZOOMMEER – 0015

 


 

Bergen op Zoom, 28 februari 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap De Zeeuwse Eilanden

Per e-mail

Geacht Dagelijks Bestuur,

Zaterdag 25 februari 2006 is bij ondergetekende de PKB Ruimte voor de Rivier, delen 2 en 3 op de mat gevallen. Bij het doorlezen van de ruim 280 pagina’s ben ik niet vrolijker geworden. Sterker nog, ik voel mij met een kluitje in het riet gestuurd door Uw Dagelijks Bestuur.

Uw geruststellende woorden inzake de te nemen maatregelen in geval van waterberging op het Volkerak-Zoommeer lijken nu misplaatst c.q. voorbarig, zeker met betrekking tot de kosten te dragen door ons waterschap.

Een specifieke reservering voor het Volkerak-Zoommeer-probleem, in geval van berging, is in de stukken niet te vinden!

Maar wat nog veel erger is: de Staatssecretaris legt de bal allereerst bij de gemeenten en waterschappen (zonder er geld bij te leggen). Het verslag van het bestuurlijk overleg in Gorinchem op 6 september 2005 is glashelder:

“De effecten bij de gemeenten in West-Brabant bij waterberging op het Volkerak-Zoommeer, zijn bekend. Ook in het verleden is deze maatregel al eens ingezet en zijn effecten op lokaal gebied gesignaleerd. Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is overeen gekomen dat gemeenten op regionaal niveau hun problemen moeten oplossen. Hiervoor is als eenmalige stimulans ? 100 mln. subsidie beschikbaar gesteld. Slechts als de problemen onevenredig veel op de regio worden afgewenteld zal het rijk naar een oplossing zoeken. Als Bergen op Zoom inderdaad geen kant op kan dan moeten we daar goed naar kijken. Ruimte voor de Rivier mag niet leiden tot overstromingen in een gemeente, maar de regionale overheden moeten ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen.”.

De genoemde 100 miljoen is een oude toezegging, die inmiddels reeds lang is uitgegeven middels subsidies verstrekt aan gemeenten en waterschappen in het gehele land.

Geen nieuw geld dus en die pot is reeds leeg en was meerdere malen overtekend.

Wat ondergetekende zeer bevreemd is dat het waterschap Zeeuwse Eilanden niet vertegenwoordigd was op het bestuurlijk overleg op 6 september 2005 in Gorinchem. Het weerspreken van de Staatssecretaris was derhalve niet mogelijk.

Het is een gotspe dat Waterschap Zeeuwse Eilanden, vanwege Tholen en St. Philipsland, moet dokken en met de problemen wordt opgescheept door en van anderen. De rapportage Togtema en het Nationaal Bestuursaccoord Water worden met de voeten getreden en het waterschap Zeeuwse Eilanden is afwezig!

Het enige wat in de PKB deel 3 (het kabinetsstandpunt) staat over de berging op het Volkerak-Zoommeer is:

“De inzet van de maatregel kan de afwatering van de Brabantse Delta bemoeilijken. Dit zal in de planstudie nader worden onderzocht.”.

en

“Met de maatregel berging op het Volkerak-Zoommeer wordt dijkversterking in een groot gebied voorkomen. De mogelijk negatieve effecten voor de regionale afwatering en de specifieke effecten bij het Waterfront Tholen, het recreatiegebied Speelmansplaten, steigers in havens en mogelijk andere gebieden zullen in de vervolgfase nader worden bekeken. In deze vervolgfase zullen de opties om deze effecten alsnog te vermijden of te compenseren worden onderzocht.

In de kostenraming bij deze PKB is rekening gehouden met de mogelijk noodzakelijke extra maatregelen voor het behouden van de veiligheid van het regionale watersysteem.”.

In de kostenraming is echter geen geld te vinden voor het gemelde!

Eén van de trucjes van het Kabinet is regelrechte misleidende handigheid.

Het plangebied is tussen de PKB deel 1 en de PKB deel 3 gewijzigd. Dit zonder een vermelding in de tekst.

In deel 1 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (zonder het Volkerak-Zoommeer).

In deel 3 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (met het Volkerak-Zoommeer).

De MER over het plangebied is echter zonder het Volkerak-Zoommeer uitgevoerd!

Ondergetekende heeft geen aankondiging van een nieuwe MER of een MER speciaal voor het Volkerak-Zoommeer kunnen vinden. Dit is naar mijn mening in flagrante strijd met de wet en regelgeving.

Vragen

1. Op welke concrete schriftelijke toezeggingen waren/zijn de namens het DB uitgesproken “het waterschap zal gecompenseerd worden voor de te nemen maatregelen” gebaseerd?

2. Waarom was het Waterschap Zeeuwse Eilanden op 6 september 2005 in het bestuurlijk overleg niet vertegenwoordigd?

3. Hoe denkt het DB de mening van de Staatssecretaris “Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem” te weerspreken? Het probleem wordt immers veroorzaakt door anderen. In het Nationaal Bestuursaccoord Water is immers afwentelen verboden! Of gelden voor het Rijk andere regels?

4. Hoe brengt het DB naar voren dat, buiten de afwatering van West Brabant, ook de afwatering van delen van het Waterschap Zeeuwse Eilanden door berging op het Volkerak-Zoommeer bemoeilijkt worden?

5. Wat denkt het waterschap te gaan doen aan de trucjes inzake het plangebied?

6. Is het waterschap bereid hier tegen juridische stappen te ondernemen?

Uw reacties afwachtend,

Hoogachtend,

Louis van der Kallen